Inzetbaarheidsverhogende maatregelen & outplacementverplichtingen: een update

Uiterlijk tegen 1 januari 2019 moesten de sociale partners per sector een cao sluiten die werknemers die ontslagen worden met een opzeggingstermijn of -vergoeding van minstens 30 weken, recht geeft op een ontslagpakket dat voor één derde bestaat uit maatregelen die de inzetbaarheid van de werknemer op de arbeidsmarkt verhogen. Wanneer een werknemer, bij gebrek aan sectorale cao, vanaf 1 januari 2019 het hele ontslagpakket als opzeggingstermijn presteert of een opzeggingsvergoeding ontvangt, dan zijn de werkgever en de werknemer een bijzondere socialezekerheidsbijdrage verschuldigd. Aangezien geen enkele sectorale cao werd gesloten, rezen er heel wat vragen over deze bijkomende RSZ-bijdrage. De RSZ heeft nu voorlopig beslist dat de bijkomende RSZ-bijdrage niet verschuldigd is.

In december 2018 wijzigde de wetgever ook de specifieke outplacementverplichtingen met betrekking tot 45-plussers, van wie de opzeggingstermijn of -vergoeding minder dan 30 weken bedraagt. De ontslagen 45-plusser heeft voortaan geen recht meer op outplacement wanneer hij niet meer beschikbaar moet blijven voor de arbeidsmarkt.

Inzetbaarheidsverhogende maatregelen

In de Eubelius Spotlights van december 2018 bespraken we de mogelijk hogere ontslagkost vanaf 1 januari 2019 nu geen enkele sectorale cao met inzetbaarheidsverhogende maatregelen werd gesloten. We herhalen hierna eerst kort de principes van de regeling inzake inzetbaarheidsverhogende maatregelen en geven vervolgens een update van de situatie.

De situatie vóór 1 januari 2019

Op basis van de Wet Eenheidsstatuut moesten de sociale partners uiterlijk tegen 1 januari 2019 per sector een cao sluiten. Deze cao moest werknemers die ontslagen worden met een opzeggingstermijn van minstens 30 weken of een daarmee overeenstemmende opzeggingsvergoeding, recht geven op een ontslagpakket bestaande uit een opzeggingstermijn of een overeenstemmende opzeggingsvergoeding (2/3) en maatregelen die de inzetbaarheid van de werknemer op de arbeidsmarkt verhogen (1/3).

De Wet Eenheidsstatuut voorziet vanaf 1 januari 2019 in de verplichting voor de werkgever en de werknemer om een bijzondere socialezekerheidsbijdrage te betalen (1% voor de werknemer en 3% voor de werkgever), wanneer de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd en toch het hele ontslagpakket wordt gepresteerd of een opzeggingsvergoeding overeenstemmend met het hele ontslagpakket wordt betaald.

Aangezien geen enkele sectorale cao werd gesloten, rees de vraag of de werkgevers en de werknemers vanaf 1 januari 2019 effectief een bijzondere RSZ-bijdrage moesten betalen wanneer het ontslagpakket niet voor 1/3 uit inzetbaarheidsverhogende maatregelen bestaat.

De situatie vanaf 1 januari 2019

De RSZ heeft op 18 januari 2019 een administratieve instructie gepubliceerd, die bepaalt dat er – bij afwezigheid van sectorale cao's – voorlopig geen bijzondere bijdrage wordt geïnd. De RSZ kondigde aan dat later meer toelichting gegeven zal worden over de inning van deze bijdrage.

Besluit

Bij afwezigheid van sectorale cao's, moet de werkgever geen ontslagpakket toekennen dat deels bestaat uit inzetbaarheidsverhogende maatregelen. Het ontslagpakket zal volledig moeten bestaan uit een te presteren opzeggingstermijn of een opzeggingsvergoeding overeenstemmend met het hele ontslagpakket.

Wanneer de sociale partners op sectorniveau alsnog een cao zouden sluiten met betrekking tot inzetbaarheidsverhogende maatregelen, zal de situatie echter veranderen. In dat geval zal de werkgever een ontslagpakket moeten aanbieden dat voor 1/3 bestaat uit inzetbaarheidsverhogende maatregelen. Als de werkgever dit nalaat, zullen zowel de werkgever als de werknemer een bijzondere RSZ-bijdrage verschuldigd zijn.

Het ontwerp van interprofessioneel akkoord 2019-2020 vermeldt momenteel dat de sociale partners tegen 30 september 2019 een interprofessionele regeling zullen uitwerken om alsnog een oplossing te bieden met betrekking tot de inzetbaarheidsverhogende maatregelen. Voorlopig is het echter afwachten of het ontwerp van interprofessioneel akkoord ook gedragen wordt door de achterban van de sociale partners, de Regering en het Parlement, en of er vervolgens in september 2019 een akkoord bereikt zal worden over een alternatieve regeling.

Outplacementverplichtingen voor 45-plussers

De situatie vóór de wetswijziging van 14 december 2018

De regelgeving inzake outplacement kent twee verschillende stelsels van outplacement, namelijk het algemene (voor werknemers ontslagen met een opzeggingstermijn van minstens 30 weken) en het bijzondere stelsel (voor 45-plussers ontslagen met een opzeggingstermijn van minder dan 30 weken).

Een 45-plusser had in het bijzondere stelsel recht op outplacement indien hij minstens één jaar anciënniteit had, nog geen recht kon doen gelden op een rustpensioen, én hij niet ontslagen werd omwille van dringende reden of SWT. Een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze 45-plusser die niet langer beschikbaar moest zijn voor de arbeidsmarkt, had slechts recht op outplacement indien hij zijn werkgever hierom verzocht.

Wat verandert er vanaf 31 december 2018?

De wet van 14 december 2018 wijzigt de outplacementverplichting voor 45-plussers in het bijzondere stelsel.

Vanaf 31 december 2018 heeft de 45-plusser die als volledig uitkeringsgerechtigde werkloze niet langer beschikbaar moet zijn voor de arbeidsmarkt geen recht meer op outplacement, zelfs niet indien hij uitdrukkelijk om een outplacementaanbod vraagt. De categorieën van werknemers die niet meer voor de algemene arbeidsmarkt beschikbaar moeten zijn, worden opgesomd in het KB van 21 oktober 2007, zoals gewijzigd door het KB van 15 oktober 2018. Het betreft onder andere SWT'ers die aan bepaalde leeftijds- en loopbaanvereisten voldoen.