Wijzigingen in het statuut van en toezicht op beleggingsondernemingen

Spotlight
15 december 2016

Twee wetten van 25 oktober 2016 actualiseren het wettelijke kader rond beleggingsondernemingen, om het in lijn te brengen met de "Twin Peaks"-hervorming en om recente Europese richtlijnen om te zetten. De wetten betekenen geen revolutie in de wetgeving rond beleggingsdiensten, maar voeren niettemin een aantal inhoudelijke nieuwigheden in voor beursvennootschappen.

Herschikking van de wet van 6 april 1995

De wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies ("Beleggingsdienstenwet") vervangt de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op beleggingsondernemingen. De wetgever maakt van deze herschikking gebruik om bepaalde Europese richtlijnen in Belgisch recht om te zetten.

In de nieuwe Beleggingsdienstenwet worden ook de voornaamste bepalingen betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen – zonder wijziging – overgenomen uit het KB van 20 december 1995.

De regelgeving omtrent beursvennootschappen ingevoegd in de Bankenwet

Het Belgisch recht kent twee categorieën beleggingsonderneming, de beursvennootschappen en de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies. De wet van 25 oktober 2016 op het statuut en het toezicht op de beursvennootschappen ("Wet Beursvennootschappen") heeft als voornaamste doelstelling om een nieuwe Boek XII in de Bankenwet van 25 april 2014 in te voegen, en daarin de meeste regels die van toepassing zijn op kredietinstellingen te kopiëren naar beursvennootschappen, met inbegrip van de regels inzake herstel- en afwikkelingsmaatregelen.

De bepalingen van de Bankenwet die betrekking hebben op herstelplannen, op maatregelen tot opheffing van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid, en afwikkelingsinstrumenten worden enkel van toepassing verklaard op de beursvennootschappen die een versterkt aanvangskapitaal moeten vastleggen omwille van de marktactiviteiten die ze uitoefenen of omwille van hun hoedanigheid van bewaarder van financiële instrumenten, en waarvan de faling een risico uitmaakt voor de stabiliteit van financiële markten of voor de bredere economie.

Nieuwigheden voor beursvennootschappen

De wijziging van de Bankenwet brengt een aantal nieuwigheden met zich mee met betrekking tot het toezicht op beursvennootschappen en specifiek op drie vlakken: governance, risicobeheersing en informatieverplichtingen.

Beursvennootschappen worden opgedeeld in drie categorieën op basis van een aantal kwalitatieve en kwantitatieve criteria (aantal werknemers, balanstotaal, jaarlijkse netto-omzet): "significante", "andere", en "kleine" beursvennootschappen. Deze categorieën bestaan parallel met het onderscheid tussen beursvennootschappen die een aanvangskapitaal van EUR 250.000 moeten hebben, en de beursvennootschappen die in een versterkt aanvangskapitaal van EUR 730.000 moeten voorzien, op basis van de soort diensten die de beursvennootschap wenst aan te bieden.

Significante beursvennootschappen moeten een auditcomité, een risicocomité, een benoemingscomité en een remuneratiecomité oprichten. Bovendien moeten significante beursvennootschappen de risicobeheerfunctie toewijzen aan een uitvoerend lid van het bestuursorgaan en de specifieke kwantitatieve beperkingen respecteren die gelden voor de uitoefening van externe functies door leiders. "Andere" beursvennootschappen hebben de verplichting om een auditcomité en een risicocomité op te richten. "Kleine" beursvennootschappen zijn niet verplicht om een gespecialiseerd comité op te richten.

Vanuit risicobeheersingsperspectief moeten de beursvennootschappen ervoor zorgen dat voldoende middelen worden toegewezen aan het beheer van alle wezenlijke risico's, en aan de waardering van activa, het gebruik van externe ratings en interne modellen. De risicotolerantie van de instelling wordt voor alle betrokken werkzaamheden meegedeeld aan de Nationale Bank van België.

Verduidelijking artikel 72 Bankenwet

De wetgever maakte van de gelegenheid gebruik om een materiële vergissing in de Bankenwet van 25 april 2014 recht te zetten met betrekking tot de kennisgeving aan het bestuursorgaan bij leningen aan bestuurders en leden van het directiecomité (en met hen verbonden personen): door een wijziging in december 2015 was per vergissing het laatste deel van artikel 72 §1, eerste lid geschrapt. Hoewel de wetgever net de bedoeling had om de procedure te versoepelen, leek de Franstalige gecoördineerde tekst na de wijziging van december 2015 (ten onrechte) te suggereren dat er een absoluut verbod was op dit soort leningen. De nieuwe wijziging neemt elke twijfel weg. Artikel 72 blijft voor het overige ongewijzigd, met inbegrip van de regels inzake financial assistance (§2).

Conclusie

De Wet Beursvennootschappen treedt in werking op 1 december 2016. Een overgangsregime geldt voor de maatregelen die een nieuwigheid vormen voor beursvennootschappen (bijvoorbeeld de oprichting van comités en het opstellen van herstelplannen).

De Beleggingsdienstenwet is op zijn beurt in werking getreden op 28 december 2016.