Toegang van het “grote publiek” tot UBO-informatie beperkt

De transparantieregels inzake de uiteindelijk begunstigden van rechtspersonen (de zogenaamde UBO-regelgeving) werd recent op verschillende vlakken aangepast en aangevuld. De meest in het oog springende aanpassing betreft de beperking van de toegang tot de UBO-informatie voor het grote publiek en dit als gevolg van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Op 17 februari 2023 verschenen in het Belgisch Staatsblad een Wet van 8 februari 2023 en een Koninklijk besluit van 8 februari 2023. Beide rechtsnormen, die eveneens op 17 februari 2023 in werking traden, wijzigden de UBO-regelgeving op verschillende punten. Hieronder volgt een kort overzicht.

Geen toegang meer voor het “grote publiek” tenzij legitiem belang

Oorspronkelijk voorzag de UBO-regelgeving in de toegang van “elk lid van de bevolking” tot de UBO-informatie van Belgische rechtspersonen (vennootschappen, (i)vzw’s, stichtingen, trusts of soortgelijke juridische constructies). Die mogelijkheid werd destijds ingevoerd naar aanleiding van de omzetting van de vijfde Europese antiwitwasrichtlijn (richtlijn 2018/843) en was erop gericht meer onderzoek van die informatie (door onder meer de pers of maatschappelijke organisaties) mogelijk te maken met als doel het vertrouwen in de integriteit van zakelijke transacties en het financiële stelsel te behouden. Hiermee verbreedde de Europese wetgever de toegang tot UBO-informatie, die initieel (op grond van de vierde antiwitwasrichtlijn) voorbehouden was wie een legitiem belang had om kennis te nemen van deze informatie. Het grote publiek had dus voortaan toegang tot een groot deel van de UBO-informatie, zonder een legitiem belang te moeten aantonen.

Eind vorig jaar oordeelde de Grote Kamer van het Hof van Justitie van de Europese Unie echter dat die vrije toegang voor het grote publiek een ernstige en niet gerechtvaardigde inmenging vormt in de door de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie gewaarborgde grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens (arrest van 22 november 2022 in de zaken C-37/20 en C-601/20, WM en Sovim SA). De publieke UBO-informatie maakt het volgens het Hof immers voor een potentieel onbeperkt aantal personen mogelijk informatie te verkrijgen over de materiële en financiële situatie van uiteindelijk begunstigden. Bovendien worden de mogelijke gevolgen voor de betrokkenen van een eventueel misbruik van hun persoonsgegevens nog verergerd doordat deze gegevens, wanneer zij – eens ze ter beschikking van het grote publiek zijn gesteld – niet alleen vrij kunnen worden geraadpleegd, maar ook kunnen worden opgeslagen en verspreid. Aangezien het Hof de betrokken bepaling uit de vijfde antiwitwasrichtlijn (die de vierde antiwitwasrichtlijn wijzigde) ongeldig bevond, moet de oorspronkelijke versie van die bepaling (uit de vierde antiwitwasrichtlijn) opnieuw worden toegepast.

Daarom bepaalt het nu gewijzigde KB van 30 juli 2018 voortaan dat natuurlijke en rechtspersonen enkel (gratis) toegang tot de UBO-informatie van Belgische rechtspersonen hebben wanneer zij een legitiem belang kunnen aantonen. Artikel 10, §3 van hetzelfde gewijzigde KB preciseert welke redenen dit legitiem belang kunnen staven:

  1. de aanvrager heeft een doel of voert op duurzame en effectieve wijze activiteiten uit in verband met de strijd tegen het witwassen van geld, de financiering van terrorisme en de verbonden onderliggende criminele activiteiten;
  2. de aanvrager treedt op in rechte in het kader van het doel of activiteiten bedoeld onder 1°, met het oog op de verdediging van een belang dat verband houdt met dat doel of die activiteiten; of
  3. de aanvrager zal een economische relatie aangaan of verrichtingen uitvoeren met een informatieplichtige rechtspersoon, is betrokken in activiteiten relevant ter voorkoming van of de strijd tegen het witwassen van geld, de financiering van terrorisme en de verbonden onderliggende criminele activiteiten en heeft nog geen toegang tot het register op grond van een andere hoedanigheid.

Met andere woorden, het vereiste legitiem belang verwijst naar een activiteit die verband houdt met de strijd tegen het witwassen van geld, de financiering van terrorisme en de verbonden onderliggende criminele activiteiten. Het Verslag aan de Koning vermeldt dat een dergelijke aanvraag in de praktijk bijvoorbeeld zou kunnen worden ingediend door onderzoeksjournalisten of NGO's, die aan die voorwaarden voldoen.

Andere aanpassingen

Naast de fundamentele wijziging van de toegang tot de UBO-informatie van rechtspersonen, worden ook nog een aantal andere zaken verduidelijkt of aangevuld.

Zo wordt nu expliciet verduidelijkt dat onder het begrip "informatieplichtige" niet alleen de entiteiten zelf worden bedoeld, die informatie aan het UBO-register moeten verstrekken, maar ook hun wettelijke vertegenwoordigers. Voor Belgische vennootschappen, vzw's en stichtingen zijn dit het bestuursorgaan en zijn leden, zoals bedoeld in artikelen 1:35 en 1:36 WVV. Voor trusts, fiducieën en soortgelijke juridische constructies zijn dit de trustees, de fiduciebeheerders of personen die vergelijkbare posities hebben in soortgelijke juridische constructies. Wanneer een entiteit van een derde land zich in het UBO-register moet registreren, zijn de wettelijke vertegenwoordigers de organen of personen aangeduid in het op hen toepasselijke recht.

Daarnaast wordt de regelgeving aangepast om de bepalingen volledig af te stemmen op de concrete werking van het UBO-register, namelijk op volledig elektronische wijze. Uit het Verslag aan de Koning blijkt dat de [CH3] regering niet alleen de huidige situatie voor ogen had, maar ook al anticipeert op de toekomstige werking, met name wanneer hoofdstuk 11 van de wet van 26 januari 2021 betreffende de dematerialisatie van de relaties tussen de Federale Overheidsdienst Financiën, de burgers, rechtspersonen en bepaalde derden en tot wijziging van diverse fiscale wetboeken en wetten volledig in werking zal treden. Deze wet kadert in de digitalisering van de FOD Financiën en legt, eenvoudig gezegd, de modaliteiten vast van de elektronische communicatie tussen de fiscus en de belastingplichtige (zie onze eerdere bijdrage).

Verder krijgen bijkomende (sanctie)autoriteiten eveneens toegang tot het UBO-register. Voortaan kan het register bijvoorbeeld ook worden geraadpleegd in het kader van de toepassing en de controle van de verplichtingen inzake embargo's, bevriezingen van tegoeden en andere beperkende maatregelen zoals opgelegd door de Verenigde Naties, de Europese Unie en nationale bepalingen.

Ten slotte worden ook de procedures verduidelijkt om administratieve boetes op te leggen, te innen en in te vorderen bij miskenning van de UBO-regelgeving. Het betreft wederom geen fundamentele wijzigingen, maar de verankering in de regelgeving van de procedures die de administratie in de praktijk al lang toepast. De procedure start met een kennisgeving door de administratie van het bestaan van een potentiële inbreuk en van het feit dat een administratieve geldboete kan worden opgelegd bij het definitief vaststellen van die inbreuk. Die kennisgeving moet gebeuren binnen een termijn van dertig dagen volgend op de formele vaststelling van het bestaan van de potentiële inbreuk. Daarna kan de informatieplichtige zijn verweermiddelen naar voor brengen. De Minister of zijn gedelegeerde neemt vervolgens een definitieve beslissing. Als de boete wordt gehandhaafd, wordt de informatieplichtige daarvan in kennis gesteld binnen drie maanden volgend op de beslissing.

Wij staan graag ter beschikking voor verdere vragen.