Overheidsbestuurders moeten vanaf 2019 een mandatenlijst indienen en hun vergoedingen bekendmaken

Spotlight
14 december 2018

Een wet en een bijzondere wet van 14 oktober 2018 breiden het toepassingsgebied van de plicht tot indiening van een mandatenlijst aanzienlijk uit. Voortaan zullen onder meer ook de bezoldigde leden van de raden van bestuur, de adviesraden en de directiecomités van de rechtspersonen waarop de overheid een overheersende invloed uitoefent aangifte moeten doen van hun mandaten. Ook regeringscommissarissen en (sommige) kabinetsmedewerkers vallen onder de nieuwe verplichtingen. Nieuw is bovendien dat de mandatenaangifte heel wat informatie over de vergoedingen zal moeten weergeven. Voortaan zal het Rekenhof de mandatenlijsten niet alleen moeten bekendmaken in het Belgisch Staatsblad, maar ook op zijn website. Schending van deze regels kan aanleiding geven tot een administratieve boete of een strafsanctie. Met de nieuwe regels beoogt de wetgever meer transparantie van openbare mandaathouders, maar het zeer ruime toepassingsgebied van de nieuwe regeling leidt ook tot veel vragen. 

Schets van de bestaande regels 

De wet van 2 mei 1995 legt aan politici en topambtenaren een verplichting op tot indiening van (i) een jaarlijkse mandatenlijst en (ii) een vermogensverklaring bij de aanvaarding van hun ambt, benoeming of mandaat, die voor functies van onbepaalde duur of van meer dan zes jaar om de zes jaar moet worden hernieuwd. 
 
Deze verplichting gold voor de leden van de regering, de kabinetschefs, adjunct-kabinetschefs en hoofden van beleidsorganen, de parlementsleden, een aantal topambtenaren en de leden van de raden van bestuur en directiecomités van intercommunales en provinciale verenigingen. Ook de leden van de regentenraad en het college van censoren van de Nationale Bank van België, de leden van het beheerscomité van de RSZ en de leden van het algemeen comité van het RIZIV vielen reeds onder het toepassingsgebied. De bijzondere wet van 2 mei 1995 legt eenzelfde verplichting op aan de tegenhangers van deze personen bij de gemeenschappen en gewesten. 

Forse uitbreiding van het toepassingsgebied vanaf 1 januari 2019 

De wet en de bijzondere wet van 14 oktober 2018 breiden het toepassingsgebied ratione personae van de verplichting om een mandatenlijst in te dienen fors uit en dit vanaf 1 januari 2019. 

Vooreerst vallen voortaan ook de overheidsbestuurders onder de regeling. Het gaat om de leden van de raden van bestuur, de adviesraden en de directiecomités van rechtspersonen waarop een overheid of verschillende overheden samen rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed uitoefenen, op voorwaarde althans dat de betrokkenen hiervoor rechtstreeks of onrechtstreeks vergoed worden. Verder betreft het ook (mits vergoeding) de leden van de raden van bestuur, de adviesraden en de directiecomités van rechtspersonen zonder overheersende overheidsinvloed, wanneer de betrokkenen er "door een beslissing van een overheid deel van uitmaken". Dit is een potentieel verstrekkende categorie.

Daarnaast zullen ook de regeringscommissarissen vanaf 2019 onder het toepassingsgebied van de nieuwe regeling vallen. 

Tot slot worden ook de adviseurs van de beleidsorganen van de regeringsleden (kabinetsmedewerkers) geviseerd. De wetgever had tot doel enkel "inhoudelijke" kabinetsmedewerkers onder het toepassingsgebied te laten vallen. "Logistieke" medewerkers en personen die werden aangeduid na de toepassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten, blijven buiten schot.

Rechtspersonen met een "overheersende invloed van de overheid" 

Van een overheersende invloed van de overheid op een rechtspersoon is volgens de nieuwe wetgeving sprake indien de overheid of meerdere overheden samen:

  1. met deze rechtspersonen een beheerscontract of bestuursovereenkomst afsluiten; of
  2. rechtstreeks of onrechtstreeks, meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, beheers- of directieorgaan aanwijzen of een of meerdere personen aanwijzen die het toezicht in hun midden moeten uitoefenen; of
  3. rechtstreeks of onrechtstreeks, de meerderheid van het geplaatst kapitaal bezitten; of
  4. de meerderheid van de stemmen verbonden aan de door de rechtspersoon uitgegeven aandelen bezitten.

Dit alles leidt ertoe dat de nieuwe regeling een zeer ruim en verstrekkend toepassingsgebied zal hebben. Niet alleen "klassieke" overheidsbedrijven of naamloze vennootschappen van publiek recht worden er immers door beoogd, maar ook zuiver private vennootschappen waarin de overheid slechts onrechtstreeks overheersende invloed heeft. Net zoals eerder al het geval was met het verplichte remuneratieverslag in door de overheid gecontroleerde vennootschappen (zie hierover Eubelius Flash 23 mei 2018 en Eubelius Spotlights juni 2018), valt te verwachten dat heel wat bestuurders in zuiver private vennootschappen die ergens upstream in de controleketen een overheidsaandeelhouder hebben, tot hun verbazing zullen vaststellen dat zij onder deze nieuwe regels vallen.

Bovendien is het toepassingsgebied niet beperkt tot vennootschappen. Ook andere rechtspersonen, zoals verenigingen zonder winstoogmerk of rechtspersonen sui generis worden bedoeld, zodra voldaan is aan één van de vier voorwaarden om te bepalen of er sprake is van een overheersende invloed.

De overheersende invloed hoeft overigens niet te worden uitgeoefend door de federale overheid, maar kan ook door (of samen met) andere overheden worden uitgeoefend, zoals de gemeenschappen, gewesten, provincies en gemeenten. 

Ook vermelding van vergoedingen  

Nieuw is ook dat de mandaataangifte concrete vergoedingsbedragen moet vermelden. 

Voor mandaten en ambten met een publiek karakter moet het nominaal bedrag van de vergoeding in de mandaatlijst worden opgenomen. 

Voor de andere ("private") activiteiten moet het globale bedrag binnen een vork worden vermeld. Meer bepaald moet de "grootteorde van het brutobedrag op jaarbasis dat rechtstreeks of onrechtstreeks wordt toegekend" als volgt worden gesitueerd: (i) niet vergoed, (ii) tussen 1 en 5.000 EUR bruto per jaar, (iii) tussen 5.001 en 10.000 EUR bruto per jaar, (iv) tussen 10.001 en 50.000 EUR bruto per jaar, (v) tussen 50.001 en 100.000 EUR bruto per jaar; of (vi) hoger dan 100.000 EUR bruto per jaar, in welk geval het bedrag moet worden vermeld, afgerond op het dichtste honderdduizendtal.

De nieuwe regeling omvat echter geen verplichting tot indiening van een vermogensaangifte. 

Andere vernieuwingen 

De mandaataangifte zal voortaan elektronisch kunnen worden ingediend en het Rekenhof zal de mandatenlijsten bekendmaken op zijn website. 

De niet-indiening van de mandatenlijst kan – zoals voorheen – worden bestraft met een strafsanctie. Daarnaast kunnen overtredingen voortaan het voorwerp uitmaken van een administratieve boete opgelegd door het Rekenhof. 

Inwerkingtreding op 1 januari 2019 

De nieuwe wetgeving treedt in werking op 1 januari 2019. De eerste mandaataangiftes onder de nieuwe wet moeten worden ingediend vóór 1 oktober 2019.