Publiekrechtelijke aspecten van de beleidsverklaringen te Brussel

Spotlight
15 september 2014

Op 20 juli 2014 heeft de nieuwe Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest de gewestelijke beleidsverklaringen voor de legislatuur 2014-2019 voorgesteld van zowel de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, als het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Deze verklaringen beogen bepaalde wijzingen op publiekrechtelijk vlak, waarvan de voornaamste hierna worden besproken.
 
Regeerakkoord van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest

Ruimtelijke ordening

  • De Regering beoogt voorrang te verlenen aan de herbestemming van de Kanaalzone tegen 2025 en aan de ontwikkeling van 10 nieuwe wijken of "prioritaire ontwikkelingspolen voor de legislatuur", die zijn geselecteerd in functie van hun socio-economische uitdagingen. Om dit in goede banen te leiden zullen de structuren voor de ruimtelijke ordening worden herzien (cf. infra).
  • Daarnaast heeft de Regering, in het kader van de herziening van het ruimtelijke ordeningsbeleid, voorzien in de inrichting van drie nieuwe types "zones", geselecteerd op basis van de sociale, economische en stedelijke uitdagingen die moeten worden aangepakt. Het gaat om (i) een "zone voor stadsvernieuwing" (ZSV) waarin 5 nieuwe "stadsvernieuwingscontracten" de 10 "klassieke" wijkcontracten zullen vervolledigen om het sociaal en stedelijk evenwicht van de kansarme wijken te herstellen via een actieplan overeengekomen tussen het Gewest, de gemeenten en hun inwoners, om (ii) verschillende "Ondernemingsgebieden in een Stedelijke Gemeente" (OGSO) die een harmonisch samengaan van huisvesting en economische activiteiten mogelijk zullen maken, en om (iii) een "Zone voor Economische Uitbouw in de Stad" (ZEUS) die beoogt de vestiging en de ontwikkeling van ondernemingen aan te moedigen.
  • Het Regeerakkoord wil tijdens deze legislatuur 6.500 openbare woningen bouwen, waarvan 60% sociale woningen en 40% huur- en koopwoningen. Een inkorting van de stedenbouwkundige procedures zou bijdragen tot de realisatie van deze doelstelling.
  • Het Regeerakkoord stelt een herziening van het Brussels wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO) voorop. Deze herziening moet de stedenbouwkundige wetgeving vereenvoudigen, waarbij het accent wordt gelegd op volgende elementen:
       
    • Eén gewestelijke gesprekspartner voor de aanvrager en de ontwerper die stedenbouwkundige vergunningen en attesten en milieuvergunningen kan behandelen, maar ook alle aanverwante materies (EPB, bodemvervuiling en preventieadvies brandweer), 

    • Dwingendere regels en termijnen met betrekking tot vergunningen en inkorting van de wettelijke termijnen voor projecten die zowel onder gemeentelijke als gewestelijke bevoegdheid ressorteren,

    • Uitbreiding van de lijst van handelingen en werken aan klein erfgoed waarvoor enkel de gemeente bevoegd is en die geen stedenbouwkundige vergunning vereisen (art. 98§2 BWRO), en

    • Vereenvoudiging van de procedure voor het opstellen van Bijzondere Bestemmingsplannen (BBP's), om mogelijk te maken dat een verordenend besluit de grote lijnen voor de ontwikkeling van een zone vastlegt als hiervoor een richtschema geldt dat vergezeld is van een effectenstudie.

  •   

  • Inzake mobiliteit moet het ruimtelijke ordeningsbeleid de ontwikkeling toelaten van een kwaliteitsvol openbaar vervoersnetwerk en een multimodaal openbaar vervoersaanbod als alternatief voor de wagen. De Regering zal ook ijveren voor een verbetering van de samenwerking tussen de verschillende gewestelijke operatoren (MIVB, TEC en De Lijn). Bovendien zal de Regering de uitbouw bevorderen van een gewestelijk treinaanbod dat gebruik maakt van de volledige Brusselse infrastructuur, in aanvulling op de ontwikkeling van het GEN.

Bestuur

  • Een vermindering van de gewestelijke openbare structuren wordt beoogd in vier sectoren. Wat de ruimtelijke ordening betreft, wordt er tegen 1 januari 205 een "territoriaal platform" opgericht, samengesteld uit, enerzijds, een Brussels Planbureau waarin de verschillende huidige administraties worden samengebracht en, anderzijds, een openbare operator die de uitvoering van de strategische ontwikkelingskrachtlijnen moet coördineren ("overkoepelende instantie"). Deze twee structuren zullen onderling samenwerken en samen worden gebracht op eenzelfde locatie. Op het gebied van toerisme zullen de zes bestaande instellingen worden gefusioneerd tot een publiekrechtelijke NV die voor 100% door het Gewest zal worden aangehouden en die zal samenwerken met de gemeenschappen en de gemeenten. Ook in het kader van de economische ontwikkeling zouden verschillende instellingen actief op het economische beleidsdomein kunnen fusioneren om aan efficiëntie te winnen. In de watersector beoogt de Regering het fusieproces tussen Hydrobru en Vivaqua te versnellen, waarvoor beide instellingen tegen september 2014 voorstellen moeten voorleggen aan de Regering. De bedoeling is om de nieuwe organen te laten aantreden na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018.
  • De Regering zal de rationalisering van bepaalde overheidsdiensten van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en instellingen van openbaar nut verderzetten. Er is onder meer voorzien in een reorganisatie van de diensten om deze tegen het einde van de legislatuur samen te brengen op één enkele locatie.
  • Om een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen te verzekeren in raden van bestuur en leidinggevende functies, mogen niet meer dan twee derden van de functies worden ingevuld door personen van hetzelfde geslacht.

Lokale besturen

  • In een optiek van "contractualisering", zal de Regering aan elk van de 19 gemeenten voorstellen om legislatuurovereenkomsten af te sluiten om hun begrotingskader vast te stellen, alsook de gezamenlijke doelstellingen met het Gewest in het bijzonder rond mobiliteit, parkeerbeleid, woonbeleid en uitrustingen van collectief belang. De bestaande gewestelijke financiële steun zal eveneens via overeenkomsten worden toegekend.
  • Een diepgaande herziening van het toezicht op de gemeenten zal het onmiddellijk uitvoerbaar karakter van gemeentebeslissingen opleggen om geleidelijk voorkeur te geven aan toezicht via een thematische audit of een periodieke evaluatie. De Regering wil de overzending van handelingen inzake personeelsaangelegenheden, gemeentelijke financiën en overheidsopdrachten beperken; bepaalde handelingen zullen niet langer moeten worden overgezonden. Verder zal het Gewest een gecoördineerde organieke wetgeving opstellen voor de 19 Brusselse gemeenten.
  • De samenwerking tussen gemeenten zal juridisch worden omkaderd en verduidelijkt door het Gewest. Het Gewest zal een lijst opstellen van de handelingen die verplicht moeten worden voorgelegd aan de toezichthoudende overheid en de handelingen die niet moeten worden voorgelegd. Daarnaast zal het Gewest een wetgevend kader instellen voor de werking van autonome gemeentebedrijven en om projectverenigingen op te zetten. Tot slot zal het Gewest naar Vlaams model een expertisecentrum oprichten inzake publiek-private samenwerking.
  • De Regering zet in op de beperking van het aantal mandatarissen in intergemeentelijke organen. Hoewel de cumul van mandaten niet wordt geregeld, zal de Regering belangenconflicten tegengaan door elke gewestelijke overheidsmandataris jaarlijks aangifte te laten doen van zijn beroepsactiviteiten en privé-mandaten.

Beleidsverklaring van het Verenigd college van de Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie

  • Het College stelt de hervorming van de administratie van de GGC tegen ten laatste de zomer van 2014 als prioriteit om, onder meer, de zesde staatshervorming uit te voeren. Een "service agreement" zal kunnen worden afgesloten tussen de GGC en de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel (GOB) om onder meer de boekhouding, de begroting en het thesauriebeheer te regelen. Voor de uitoefening van de bevoegdheden overgedragen bij de Zesde staatshervorming zal een enkele instelling van openbaar nut opgericht worden.
  • Inzake bestuur, zal de deelneming van OCMW's in vzw's worden vergemakkelijkt door een wijziging van de wet op de OCMW's. Daarnaast wordt voorzien in de centralisatie van de thesaurie en computerprogramma's van alle 19 Brusselse OCMW's. Tot slot zal een grotere steun worden toegekend aan de OCMW's inzake diversiteitsbeleid (harmonisatie van de regels voor de gemeenten en de OCMW's), lokaal sociaal overheidsbeleid (betere coördinatie tussen de actoren en beter afgestemde financiering) en vertegenwoordiging (versterkt interventievermogen en grotere coherentie van het beleid).
  • Ook wat het toezicht op de OCMW's betreft, wordt voorzien in een hervorming van het bestaande systeem. Naast de begroting van het OCMW, zullen beslissingen die een financiële weerslag hebben voorafgaandelijk worden overgezonden naar het overlegcomité. De bevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen om handelingen die het gemeentelijk belang schaden te schorsen, zal worden opgeheven, zodat de beslissingen van het OCMW slechts zullen worden onderworpen aan één enkele toezichthoudende overheid, namelijk het Verenigd College van de GGC. Het Verenigd College zal een handeling onmiddellijk kunnen vernietigen zonder dat deze voorafgaand te schorsen; de termijnen binnen welke het OCMW geschorste beslissingen zal kunnen handhaven, zullen worden verkort. De organieke wet op de OCMW's zal worden herzien om te voldoen aan de Europese voorschriften.


Besluit

Het Regeerakkoord van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en de beleidsverklaring van de GGC, die in amper zes weken zijn opgesteld, hebben tot doel de nieuwe bevoegdheden van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest ten gevolge van de Zesde staatshervorming uit te voeren, terwijl de beleidslijnen ontwikkeld tijdens de vorige legislatuur worden voortgezet.

Hoewel bepaalde aangelegenheden, zoals milieu en energie, niet langer als prioritaire beleidslijn worden aangehouden, bevatten deze verklaringen reële politieke keuzes, onder meer wat betreft de herziening van de procedures inzake ruimtelijke ordening (hervorming BWRO), de fusie van een aantal gewestelijke overheidsstructuren en het toezicht op gemeenten en OCMW's. Ook hier geldt dat de concretisering van het akkoord in wettelijke en reglementaire teksten afgewacht moet worden om de reële draagwijdte ervan in te schatten.