Kwartaalupdate successieplanning - Q2

Een goede successieplanning brengt gemoedsrust. De wetgeving, rechtspraak en administratieve standpunten zijn evenwel voortdurend in beweging. U doet er dan ook goed aan om geregeld na te gaan of uw successieplanning nog up-to-date is. Ieder kwartaal zetten wij de belangrijkste ontwikkelingen voor onze praktijk van de afgelopen drie maanden op een rij of diepen wij een actueel thema uit. 

In deze kwartaalupdate vindt u een terugblik op het tweede kwartaal van 2025:

  • Het ontwerp van programmawet met betrekking tot de fiscale hervorming werd aangenomen in de bevoegde Kamercommissies. De finale stemming werd evenwel meermaals uitgesteld en zou nu gepland zijn voor 17 juli. In dit wetsontwerp zijn onder andere de hervorming van de DBI-aftrek, de harmonisatie tussen het VVPRbis-regime en de liquidatiereserve, en de exitheffing opgenomen.

  • Er werd een nieuw voorontwerp met betrekking tot de invoering van de meerwaardebelasting verspreid. Dit voorontwerp moet echter het wetgevend proces nog doorlopen, waarbij de bespreking in het parlement voorzien zou zijn voor het najaar. Het blijft dus nog afwachten hoe de meerwaardebelasting concreet vorm zal krijgen in de finale wettekst. De nieuwe ontwerptekst bevat alvast een aantal belangrijke afwijkingen ten opzichte van de vorige ontwerpteksten. Zo zouden de Reynderstaks en het (omstreden) begrip “normaal beheer” behouden blijven.

  • Het tarief in de schenkbelasting wordt bepaald per schenker en per begiftigde. Voor onroerende goederen gelden progressieve tarieven die oplopen tot 27%. Een optimalisatietechniek die in de praktijk wordt toegepast, bestaat erin om een onroerend goed dat toebehoort aan één van de echtgenoten in te brengen in de huwgemeenschap. Nadien schenken de beide echtgenoten dat onroerend goed dan, elk voor de helft, waardoor deze schenking(en) in een lagere tariefschaal vallen dan wanneer de schenking zou uitgaan van slechts één echtgenoot. De combinatie van een inbreng gevolgd door een schenking wordt evenwel vermeld op de zogenaamde “zwarte lijst” van Vlabel, die van mening is dat deze techniek de progressiviteit van de schenkbelasting tenietdoet en daarom beschouwd moet worden als fiscaal misbruik. Uit de rulingpraktijk blijkt dat Vlabel deze techniek enkel aanvaardt indien er voldoende niet-fiscale motieven voor aangetoond kunnen worden. In een dossier dat voor de rechtbank belandde, heeft het Hof van Cassatie op 25 april 2025 geoordeeld dat uit de wet voldoende duidelijk blijkt dat de decreetgever voor schenkingen van onroerende goederen progressiviteit nastreeft. Hoewel dit onzes inziens betwistbaar is, ondersteunt dit arrest de visie van Vlabel dat de combinatie van een inbreng gevolgd door een schenking principieel de bedoeling van de wetgever miskent. Uit dit arrest blijkt dan ook het belang van zakelijke overwegingen bij het gebruik van deze techniek, waarbij ook timing een belangrijke rol zal blijven spelen.

  • In het Brussels Parlement werd op 30 juni 2025 een voorstel tot ordonnantie aangenomen met het oog op de wijziging van de “verdachte periode” voor (niet-geregistreerde) roerende schenkingen, gedaan door de erflater voor zijn overlijden. Concreet zal de verdachte periode opgetrokken worden van drie naar vijf jaar. Het doel van de wijziging is om – zoals in het Vlaams en het Waals Gewest, waar deze wijziging eerder al werd doorgevoerd – belastingplichtigen aan te moedigen deze schenkingen te registreren en zo de fiscale ontvangsten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te doen stijgen.

  • Vlabel publiceerde opnieuw een negatieve ruling over de bierroute (nr. 24120). Net als in de (kleine) reeks van negatieve rulings die begin dit jaar verschenen (zie onze vorige kwartaalupdate), lijkt het oordeel van Vlabel dat er sprake is van fiscaal misbruik ook hier vooral gesteund op de eerdere schenking van de aandelen tussen de ouders-echtgenoten. Aangezien schenkingen tussen echtgenoten herroepbaar zijn, leidt Vlabel hieruit af dat ook de voorgenomen onrechtstreekse schenking van deze aandelen aan de kinderen dus steeds herroepbaar is en de ouders op die manier te veel controle behouden.

  • De uiterste datum voor de (online) aangifte van de personenbelasting komt dichterbij. Belastingplichtigen moeten in un aangifte ook de “juridische constructies” aangeven waarvan zij onder de kaaimantaks als “oprichter” beschouwd worden. Belastingplichtigen die voor het eerst een juridische constructie aangeven of die vorig jaar een juridische constructie hebben aangegeven, hebben tot 16 oktober 2025 om hun aangifte in te dienen. Door de verregaande verstrenging van de kaaimantaks eind 2023, moeten ook natuurlijke personen die investeren via een normaal belaste Belgische vennootschap in principe nagaan of zij eventueel (onrechtstreeks) beschouwd kunnen worden als “oprichter” van een onderliggende “juridische constructie”. In voorkomend geval moet het bestaan van deze juridische constructie, samen met heel wat informatie erover, aangegeven worden via het formulier 276 CJC.

  • De wettelijke regels over de verdeling van onverdeelde goederen (zoals bij een erfenis) zullen in de toekomst ook gelden wanneer er geen echte mede-eigendom is, maar partijen elk op een andere manier rechten hebben op dezelfde goederen (wet van 18 juni 2025). In zo’n geval gaat het niet om de verdeling van goederen, maar om een vereffening en dus een financiële berekening van wat ieder toekomt. Stel, bij wijze van voorbeeld, dat een erflater twee kinderen nalaat en het eerste kind via een algemeen legaat de eigendom van alle goederen krijgt, terwijl het tweede enkel recht heeft op zijn reserve in geld. Het tweede kind heeft dus geen recht op bepaalde goederen, maar wel op een vergoeding. Er is dan geen onverdeeldheid, maar wel nood aan vereffening om te berekenen hoeveel dat tweede kind moet krijgen. De regels over bijvoorbeeld de aanstelling van een notaris-vereffenaar of het opmaken van een boedelbeschrijving zullen voortaan ook op zulke situaties van toepassing zijn.