Hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale schulden bij werken in onroerende staat gevoelig uitgebreid

Spotlight
15 september 2015

De Programmawet van 10 augustus 2015 breidt de subsidiaire hoofdelijke (keten)aansprakelijkheid voor sociale (en fiscale) schulden bij zogenaamde "werken in onroerende staat", of daarmee gelijkgestelde werken, uit tot opdrachtgevers. Al wie een beroep doet op een onderneming die op haar beurt een andere onderneming inschakelt, loopt voortaan het risico om in bepaalde gevallen aangesproken te worden tot betaling van de sociale schulden van laatstgenoemde onderneming. Enkel de natuurlijke persoon die uitsluitend voor privé-doeleinden handelt, hoeft zich geen zorgen te maken. 

Wat reeds bestond

Al geruime tijd bestond een systeem van hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale schulden in rechtstreekse relaties, waardoor de opdrachtgever hoofdelijk aansprakelijk kon worden gesteld voor sociale schulden van de onderneming waarop deze opdrachtgever rechtstreeks een beroep deed. 

De praktijk leert dat ondernemingen-opdrachtgevers van buiten de bouwsector hiermee vaak niet vertrouwd zijn. Vaak wordt ten onrechte gedacht dat dit systeem enkel speelt in de bouwsector. Nochtans kan iedere onderneming als "opdrachtgever" beschouwd worden wanneer zij "werken in onroerende staat" of bepaalde andere daarmee gelijkgestelde werken (infra) laat uitvoeren. Bovendien is het evenmin vereist dat de onderneming die ingeschakeld wordt een onderneming is die actief is in wat "klassiek" als de bouwsector bestempeld wordt. Het volstaat immers dat de ingeschakelde onderneming bijvoorbeeld bepaalde onderhouds- of reinigingswerken verricht. De notaris, bakker of andere KMO die een beroep doet op een poetsfirma met sociale schulden loopt dus het risico op hoofdelijke aansprakelijkheid voor de sociale schulden van de poetsfirma. De opdrachtgever kan hieraan alleen ontsnappen wanneer hij de inhoudingsplicht naleeft: wanneer de opdrachtgever via een daartoe beschikbare databank vaststelt dat de onderneming waarop een beroep gedaan wordt sociale schulden heeft, moet de opdrachtgever bij betaling 35% van het verschuldigde bedrag inhouden en doorstorten aan de RSZ. Dit alles blijft bestaan en is nog uitgebreid.

Eerste uitbreiding in 2012: toevoeging van andere sectoren en invoering van de ketenaansprakelijkheid ten laste van de aannemer

In het kader van de strijd tegen de fraude had de Programmawet (I) van 29 maart 2012 de hoofdelijke aansprakelijkheden in meerdere opzichten uitgebreid. Aan de Koning werd de bevoegdheid gegeven om dit systeem uit te breiden tot andere fraudegevoelige sectoren (bijvoorbeeld de bewakingssector). Bovendien werd ook een systeem van hoofdelijke aansprakelijkheid voor lonen ingevoerd. Tot slot werd een subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid in het leven geroepen voor sociale schulden in geval van uitvoering van werken in onroerende staat of ermee gelijkgestelde werken. 

Deze subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid houdt in dat, wanneer een onderneming haar verplichtingen in het kader van een de hoofdelijke aansprakelijkheid niet nakomt, de in een eerder stadium van de keten van aannemers tussengekomen aannemer hoofdelijk aansprakelijk wordt voor die sociale schuld. 

In deze context kan eender welke onderneming als aannemer kwalificeren. Het begrip aannemer impliceert inderdaad geen link met de bouwsector: als aannemer wordt in deze context iedere onderneming beoogd die voor een andere onderneming of voor een opdrachtgever werkt. 

De subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid wordt in chronologische volgorde toegepast. Dit wil zeggen dat eerst de aannemer die een beroep heeft gedaan op de nalatige onderaannemer aangesproken wordt en dat er vervolgens verder wordt opgeklommen in de keten telkens wanneer de gevorderde sommen niet binnen de 30 dagen vereffend worden door degene die aangesproken werd tot betaling van de sociale schuld. De hoofdelijke ketenaansprakelijkheid stopt evenwel net voor de opdrachtgever, die enkel hoofdelijk aansprakelijkheid blijft voor de sociale schulden van zijn rechtstreekse aannemer maar niet voor deze verder in de keten.

Tweede uitbreiding in 2015: de opdrachtgever wordt nu zelf hoofdelijk aansprakelijk voor de sociale schulden van de hele keten

De Programmawet van 10 augustus 2015 (BS 18 augustus 2015) breidt de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hele keten nog verder uit tot de opdrachtgever. Dit houdt in concreto in dat in de toekomst elke opdrachtgever (opdrachtgever is eenieder die opdracht geeft om werken tegen een prijs uit te (laten) voeren) uiteindelijk aangesproken zal kunnen worden voor de betaling van de sociale schulden, niet alleen van zijn rechtstreekse aannemer, maar ook van diens onderaannemer en van de verdere onderaannemers in de keten, tenminste indien geen van de lager in de keten tussenkomende aannemers tot betaling is overgegaan. 

Voor fiscale schulden wordt de hoofdelijke aansprakelijkheid op een gelijkaardige manier uitgebreid tot de opdrachtgever. 

Wat zijn werken in onroerende staat?

Voor de toepassing van de subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid kan iedere onderneming als "opdrachtgever" beschouwd worden wanneer zij "werken in onroerende staat" laat uitvoeren of bepaalde andere ermee gelijkgestelde werken (zie artikel 20, §2 van het BTW-KB nr. 1). Typisch gaat het onder meer over het bouwen, het verbouwen, het afwerken, het inrichten, het herstellen, het onderhouden, het reinigen en het afbreken van uit hun aard onroerende goederen. Gelijkgestelde werken hebben betrekking op onder meer centrale verwarming, sanitair, elektrische installaties of wandbekleding. Zoals hierboven al aangegeven, is de hoofdelijke aansprakelijkheid dus niet beperkt tot wat "klassiek" als de "bouw" bestempeld wordt. Het volstaat immers dat de ingeschakelde onderneming bijvoorbeeld onderhouds- of reinigingswerken van onroerende goederen verricht. In het hierboven vermelde voorbeeld betekent de uitbreiding van de hoofdelijke aansprakelijkheid dus dat de notaris, bakker of andere KMO die als opdrachtgever beroep doet op een poetsfirma voor zijn bedrijfslokalen, ook gehouden kan zijn tot de sociale schulden van de eventuele onderaannemers die de poetsfirma op haar beurt inschakelt, zelfs als dit zonder medeweten van de opdrachtgever gebeurt. 

Wat indien u als opdrachtgever aangesproken wordt? 

De opdrachtgever die op grond van de subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid voor de keten aangesproken wordt tot betaling van een sociale schuld, beschikt over een termijn van dertig dagen na de verzending van de aangetekende ingebrekestelling om de gevorderde sommen te vereffenen. De Programmawet van 10 augustus 2015 bepaalt dat de opdrachtgever zonder personeel of zonder eigen schuld, zelf in de databank van de RSZ terecht komt als "werkgever met sociale schulden" indien de opdrachtgever de in het kader van de subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid gevorderde sommen niet betaalt binnen deze termijn van dertig dagen. De hoofdelijke aansprakelijkheid wordt beperkt tot de totale prijs van de werken toevertrouwd aan de aannemer of onderaannemer (exclusief BTW) voor wie de opdrachtgever tot hoofdelijke aansprakelijkheid wordt geroepen. 

Kan de opdrachtgever de hoofdelijke aansprakelijkheid vermijden? 

Opdrachtgevers die niet voor verrassingen willen komen te staan, doen er goed aan de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen wanneer zij een beroep doen op (onder)aannemers. De nieuwe Programmawet lijkt voor elke onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks andere ondernemingen met personeel inschakelt een goede aanleiding om na te kijken of zij enig risico loopt om aansprakelijk gesteld te worden voor sociale schulden van andere ondernemingen en te onderzoeken of bepaalde voorzorgsmaatregelen genomen kunnen worden om dit zoveel als mogelijk te vermijden. Eerste vereiste zal uiteraard zijn om na te gaan of een gegeven opdracht zogenaamde werken in onroerende staat of ermee gelijkgestelde werken omvat. Zo dit het geval is, kan de opdrachtgever pogen zich contractueel in te dekken, maar controleert hij best ook zelf welke ondernemingen opduiken om deel te nemen aan de uitvoering van de opdracht. 

Inwerkingtreding

De Programmawet van 10 augustus 2015 bepaalt niets bijzonders over het ogenblik van inwerkingtreding van de uitbreiding van de subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid naar opdrachtgevers. De nieuwe regeling trad dus in werking op 28 augustus 2015, 10 dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad.