De kostendelende vereniging in een nieuw btw-kleedje

Spotlight
15 juni 2016

De kostendelende vereniging laat belastingplichtigen, die géén of slechts een beperkt recht op aftrek hebben, toe om samen te werken zonder verhoogde btw-kost. Na opmerkingen van de Europese Commissie over de verenigbaarheid van de Belgische regeling met de btw-richtlijn heeft de Belgische wetgever de regels waaronder een dergelijke samenwerking van een btw-vrijstelling kan genieten, gewijzigd. Het nieuwe wetgevende kader treedt in werking op 1 juli 2016.

Achtergrond

Binnen het btw-stelsel bestaan er een aantal actoren, zoals ziekenhuizen, banken en verzekeraars, die géén btw moeten aanrekenen op hun diensten. De input-btw die ze betalen op inkomende goederen en diensten kunnen ze echter ook niet recupereren. Wanneer dergelijke actoren diensten outsourcen, zal dit doorgaans gepaard gaan met een verhoogde btw-kost.

Met de btw-vrijstelling voor diensten van kostendelende verenigingen ("KDV"), ook wel "koepelorganisaties" genoemd, heeft de (Europese) btw-wetgever hieraan willen verhelpen. Deze vrijstelling beoogt namelijk te voorkomen dat personen die bepaalde diensten verrichten waarvoor géén recht op aftrek van input-btw bestaat, btw zouden moeten betalen wanneer zij met andere ondernemingen moeten samenwerken in een gemeenschappelijke structuur die bepaalde voor die (niet aan btw onderworpen) dienstverrichtingen noodzakelijke activiteiten uitvoert (HvJ 11 december 2008, C-407/07, SCBIT). De KDV is dan ook een veel gebruikte structuur binnen de bank- en verzekeringssector, maar ook binnen de gezondheidssector, om welbepaalde intra-groepsdienstverlening te centraliseren.

Huidige regeling

In een Belgische context geldt de vrijstelling voor de diensten verricht door KDV's ten behoeve van haar leden slechts als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Zo is onder meer vereist dat alle leden van de KDV, ofwel eenzelfde soort werkzaamheid uitoefenen, ofwel behoren tot eenzelfde financiële, economische, professionele of sociale groep. De diensten van de KDV moeten rechtstreeks en uitsluitend betrekking hebben op de vrijgestelde of niet-belastingplichtige activiteit van haar leden. Hieruit vloeit, volgens het Hof van Cassatie, voort dat de vrijstelling géén toepassing kan vinden indien de KDV ook diensten verricht ten behoeve van niet-leden (Cass. 2 april 2009). De vergoeding die de KDV aanrekent aan haar leden mag ten slotte principieel géén winstmarge omvatten, maar moet het precieze aandeel van dat lid in de gezamenlijk gedane uitgaven van de KDV vertegenwoordigen.

Nieuwe regeling

Aangezien de Europese Commissie betwijfelde of deze Belgische regeling verenigbaar was met de btw-richtlijn, heeft de Belgische wetgever de voorwaarden aangepast waaronder de diensten van een KDV aan haar leden de btw-vrijstelling genieten.

De krachtlijnen van het nieuwe wetgevend kader kunnen als volgt worden samengevat:

  • De leden van de KDV moeten overwegend een activiteit uitoefenen waarvoor ze vrijgesteld of niet-belastingplichtig zijn. Het is niet langer vereist dat de leden éénzelfde soort activiteit uitoefenen of behoren tot eenzelfde financiële, economische, professionele of sociale groep.
  • De activiteit van de KDV moet bestaan in het verrichten van diensten aan haar leden, die direct nodig zijn voor hun vrijgestelde activiteit of voor hun niet-belaste activiteit. Voortaan is het de KDV ook toegestaan om (met toepassing van btw) diensten te verrichten voor derden, zonder dat dit de toepassing van de vrijstelling op de dienstverlening ten behoeve van de leden op de helling plaatst. Wel is vereist dat de activiteit van de KDV overwegend bestaat in het verrichten van diensten aan haar leden. 
  • Ook in de toekomst mag de aan ieder lid aangerekende vergoeding slechts de terugbetaling vormen van zijn aandeel in de door de KDV gedane gezamenlijke uitgaven. Deze voorwaarde geldt trouwens ook voor de diensten verricht ten behoeve van niet-leden, waar evenmin een winstmarge mag worden gerealiseerd. 
  • De vrijstelling mag, ten slotte, niet tot concurrentieverstoring leiden. Waar deze voorwaarde ook op vandaag reeds bestond, maar in de praktijk vaak dode letter bleef, valt te verwachten dat deze voorwaarde onder de nieuwe regeling een meer concrete invulling zal krijgen.

Deze nieuwe regeling verruimt principieel de toepassingsmogelijkheden waaronder een KDV met vrijstelling van btw diensten voor haar leden kan verrichten en treedt in werking op 1 juli 2016.

Aangifte- en informatieplicht

Onder de nieuwe regeling worden daarenboven specifieke aangifteverplichtingen opgelegd, weze het dat nog moet worden gepreciseerd op welke wijze deze aangiftes moeten gebeuren.

Zo geldt voortaan onder andere de verplichting om binnen de maand na oprichting van de KDV aan het lokale btw-controlekantoor een lijst voor te leggen van de leden van de vereniging en van de aard van hun activiteiten. Voor KDV's die reeds vóór 1 juli 2016 werden opgericht, zou in een overgangsregime worden voorzien, waarbij deze KDV's deze informatie principieel tegen 31 december 2016 zouden moeten bezorgen. Verder moeten voortaan ook wijzigingen in het ledenbestand, de activiteit van de KDV of haar leden binnen de maand worden meegedeeld aan het controlekantoor.

Openstaande punten

Zoals in de bestaande regeling, geldt ook het nieuwe wetgevende kader alleen voor KDV's die zijn opgericht onder de vorm van een vereniging met rechtspersoonlijkheid of als vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, die onder een eigen benaming als afzonderlijke vereniging of groepering tegenover haar leden en tegenover derden optreedt.

In haar administratieve circulaire van 9 mei 1996 inzake KDV's bespreekt de btw-administratie, naast het huidige vrijstellingsregime van toepassing op KDV's, ook het btw-regime van de zogenaamde onverdeeldheden. Dit zijn verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid die niet onder een eigen benaming optreden en die niet als een van hun leden afzonderlijke entiteit worden aangemerkt. Een dergelijke onverdeeldheid, die strikt genomen niet onder de vrijstellingsregeling voor KDV's valt, laat eveneens, en op een meer flexibele wijze, samenwerking zonder verhoogde btw-kost toe tussen haar leden. Ze wordt daarom in de praktijk vaak gebruikt als alternatief voor de eigenlijke KDV's. De vraag rijst of de administratie, na de hier besproken wijzigingen aan het wetgevende kader inzake KDV's, dergelijke onverdeeldheden nog zal toestaan. Het is wenselijk dat de administratie ook over dit punt verdere verduidelijking brengt in de administratieve circulaire die zij voorbereidt en waarin de nieuwe voorwaarden voor de vrijstelling van KDV's nader zullen worden toegelicht.