De impact van brexit op financiële dienstverleners

Het Verenigd Koninkrijk zou de Europese Unie op 29 maart 2019 verlaten. Nu deze datum nadert, zijn er talrijke initiatieven die de gevolgen van een "harde brexit" proberen te voorkomen, ook al is een uitstel van de datum nog mogelijk. Bij een harde brexit zou het Verenigd Koninkrijk een derde land (buiten de EU) worden zonder onderhandeld akkoord tussen de Britse regering en de Europese Commissie om een vlotte overgang te waarborgen. De financiële autoriteiten en de Belgische en Europese wetgevers nemen verschillende initiatieven om de mogelijke gevolgen van de brexit te verduidelijken, in het bijzonder met betrekking tot financiële instellingen. Eén van deze initiatieven is de mededeling van de FSMA van 21 februari 2019 waarin sommige gevolgen voor beleggingsondernemingen in geval van een harde brexit in detail worden beschreven. Verder denke men aan het op 19 februari 2019 neergelegde wetsontwerp betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, een Memorandum of Understanding tussen de ESMA en de Bank of England en mededelingen van de Europese Commissie over de voorbereidingen voor brexit.

Financiële onderneming van derde landen

Momenteel genieten beleggingsondernemingen en andere gereguleerde ondernemingen naar Brits recht (verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, beursvennootschappen, icbe- en abi-beheerders, aanbieders van betalingsdiensten, ondernemingen voor elektronisch geld, enz.) van een Europees paspoort. Met dit paspoort kunnen zij hun diensten in de gehele Europese Economische Ruimte ("EER") aanbieden.

Na brexit wordt het Verenigd Koninkrijk een "derde land" voor de EER. Als er geen actie wordt ondernomen, zullen gereguleerde ondernemingen die alleen in het Verenigd Koninkrijk een vergunning hebben verkregen, onderworpen zijn aan de verplichtingen die van toepassing zijn op gereguleerde ondernemingen uit derde landen. Om toch in de EER en in het bijzonder in België actief te blijven, beschikken deze ondernemingen voornamelijk over drie mogelijkheden. Voor elke bijzondere reglementering zal echter nagegaan moeten worden welke regels in België van toepassing zijn voor gereguleerde vennootschappen die onder de wetgeving van een derde land vallen.

Oplossingen voor beleggingsondernemingen

  1. Beleggingsondernemingen (beursvennootschappen en vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies) in het Verenigd Koninkrijk kunnen in België of een andere EER-lidstaat een dochtervennootschap oprichten. Deze dochtervennootschap moet dan vooraf een vergunning krijgen voor de financiële diensten die zij van plan is te verlenen. Ze zal het Europees paspoort genieten en haar activiteiten dus in alle EER-landen kunnen voeren.
     
  2. Beleggingsondernemingen in het Verenigd Koninkrijk zouden de oprichting van een bijkantoor in België of een andere EER-lidstaat kunnen overwegen. Voor dit bijkantoor moet een vergunning worden verkregen op grond waarvan het alleen diensten mag verrichten in het land waar het zijn vergunning heeft verkregen.
     
  3. Beleggingsondernemingen in het Verenigd Koninkrijk mogen in België diensten blijven verlenen, op voorwaarde dat ze de FSMA daarvan vooraf in kennis stellen. In het kader van deze voorafgaande kennisgeving mogen gereguleerde ondernemingen in een derde land hun diensten echter niet verlenen aan retail-klanten, maar alleen aan professionele cliënten, aan in aanmerking komende tegenpartijen of aan sommige expats.

Andere gevolgen

Het verlies van het Europees paspoort in de EER heeft in principe geen gevolgen voor reeds gesloten contracten. De FSMA wijst er echter op dat de uitvoering van bepaalde dienstencontracten met opeenvolgende prestaties problematisch kan zijn. Een beleggingsonderneming naar Brits recht die geen vergunning meer heeft om haar activiteiten in de EER uit te oefenen of nog slechts in bepaalde lidstaten, zou derhalve niet langer nieuwe beleggingsactiviteiten mogen uitoefenen of nieuwe beleggingsdiensten mogen aanbieden of verlenen.

Geen enkel initiatief verduidelijkt de gevolgen van een dergelijk verbod op contracten voor de doorlopende levering van financiële diensten (zoals discretionair vermogensbeheer). De uitvoering van dergelijke contracten gaat in het algemeen gepaard met het verrichten van beleggingsdiensten en het risico bestaat dat deze na brexit niet langer toegelaten zijn. De vraag naar de continuïteit van de overeenkomsten rijst ook in verband met otc-derivatencontracten. In elk van deze gevallen zal moeten worden onderzocht of de verrichting in het kader van zo'n contract of de wijziging ervan beschouwd moet worden als een nieuwe beleggingsdienst waarvoor een nieuwe vergunning (of desgevallend een nieuwe kennisgeving) vereist is.

Het op 19 februari 219 neergelegde wetsontwerp betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie machtigt de Koning om, op advies van de FSMA en de NBB, de nodige maatregelen te nemen om de uitvoering veilig te stellen van overeenkomsten die waren gesloten vóór een gereguleerde onderneming haar vergunning om in België actief te zijn verloor. Deze maatregelen zijn bedoeld om onzekerheid te vermijden met betrekking tot de uitvoering van lopende contracten, terwijl gereguleerde ondernemingen worden uitgenodigd om de continuïteit van hun dienstverlening te waarborgen.

Gereglementeerde ondernemingen die in een derde land actief zijn, maar over gegevens van Europese burgers beschikken, moeten inzake gegevensbescherming voldoen aan de specifieke verplichtingen die in de AVG zijn vastgelegd. In het Verenigd Koninkrijk gereglementeerde ondernemingen zullen met name een vertegenwoordiger moeten aanstellen die verantwoordelijk is voor gegevensbescherming op EER-grondgebied. De doorgifte van gegevens van de EER naar het Verenigd Koninkrijk, zelfs binnen eenzelfde groep van ondernemingen, zal aan bepaalde voorwaarden onderworpen zijn (voor meer informatie hieromtrent, zie Eubelius Spotlights maart 2019)