Raad van State zorgt voor alweer een nieuw bedrijf in de stikstofsaga

In een arrest van 18 juni 2025 maakt de Raad van State het Vlaamse omgevingsrecht nog moeilijker dan het al was. De Raad vernietigt namelijk het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) “Nelissen Steenfabrieken nv”. Volgens de Raad steunt het onderzoek naar de stikstofimpact van dat GRUP niet op de beste wetenschappelijke kennis. Voor wat stikstof betreft, steunt dit onderzoek immers nog op kritische depositiewaarden uit 2013. Recenter wetenschappelijk onderzoek zou inmiddels aangeven dat die waarden waarschijnlijk lager liggen, zodat het onderzoek uit 2013 niet meer volstaat. We staan kort stil bij de impact van het arrest. 

Wat is een kritische depositiewaarde?

Centraal in de uitspraak van de Raad van State staat het begrip “kritische depositiewaarde” (KDW). Samengevat geeft deze waarde aan hoe gevoelig een bepaald type natuur is voor stikstof. Hoe kleiner de KDW, hoe gevoeliger die natuur en hoe meer impact eenzelfde kilogram stikstof dus heeft. 

Het begrip KDW is geen strikt juridisch concept, maar een begrip dat naar natuurhistorisch en ecologisch wetenschappelijk onderzoek verwijst. In de Vlaamse praktijk hanteren ruimtelijke planners en vergunningsaanvragers standaard het wetenschappelijk onderzoek van Hens en Neirynck uit 2013 om de KDB te bepalen (gebaseerd op Nederlands onderzoek van Van Dobben e.a. uit 2012). Dat is ook het geval bij het GRUP “Nelissen Steenfabrieken nv”.

Hoewel het GRUP zo de standaardpraktijk volgt, keurt de Raad van State die benadering nu af. Daarvoor wijst de Raad naar wetenschappelijk onderzoek van de Economische Commissie voor Europa (UNECE) uit 2022, dat aangeeft dat de KDW’s uit 2012/2013 waarschijnlijk te hoog liggen en dat daarom een reeks strengere waarden voorstelt. De Raad meent, op die grondslag, dat het onderzoek uit 2012 achterhaald is. Het volstaat dan ook niet meer, want het Europees recht vereist dat onderzoek naar effecten op beschermde natuurgebieden steunen op de best beschikbare wetenschappelijke kennis.

Deze uitspraak is relevant voor plannen én vergunningen

Met zijn oordeel haalt de Raad van State een cruciale bouwsteen van het Vlaamse stikstofbeleid onderuit. KDW’s spelen daarin een essentiële rol. Als we te hoge KDW’s gebruiken, onderschatten we immers hoeveel natuurschade één kilo stikstof kan veroorzaken. Om die schade toch te beperken tot het oorspronkelijk berekende niveau, moeten we dan ook strenger zijn op de bijkomende stikstofuitstoot. Hoe strenger de KDW’s zijn, hoe minder nieuwe plannen goedgekeurd of recente projecten vergund kunnen worden. De beschikbare ruimte voor de uitstoot van stikstof is nu éénmaal al ingenomen (of overschreden). 

Dat risico geldt niet alleen voor ruimtelijke uitvoeringsplannen, zoals de vernietiging van het GRUP “Nelissen Steenfabrieken nv” al aantoont. Het geldt evengoed voor vergunningen. Ook onder het Stikstofdecreet spelen de KDW’s immers een cruciale rol. Bij lagere KDW’s hebben projecten namelijk een grotere impactscore. De impactscore is immers een breuk waarbij de KDW de noemer van die breuk is.  Deze score bepaalt of een volledig uitgewerkt onderzoek naar de milieueffecten van het project nodig is (de zogenaamde “passende beoordeling”). Toekomstige projecten waarvan de impactscore nu nog onder de drempel voor een passende beoordeling blijft, lopen met de nieuwe KDW’s het risico wel boven die drempel te belanden. Voor deze projecten dreigen extra kosten en zelfs een weigering van vergunning. Voor reeds afgeleverde vergunningen dreigt alsnog het risico van onwettigheid. 

De mogelijke impact van de uitspraak van de Raad van State is dus bijzonder groot. Zowel ruimtelijke planners als vergunningverleners en -aanvragers houden er best rekening mee dat rechters inzake stikstof een zeer assertieve interpretatie van het begrippenkader verdedigen en nastreven. Enige adempauze in het stikstofverhaal lijkt dus niet voor meteen te zijn.