Nieuw Vlabel-standpunt over de onderhandse afstand van vruchtgebruik

De Vlaamse Belastingdienst (“Vlabel”) heeft recent een nieuw standpunt gepubliceerd over de afstand van vruchtgebruik. Het standpunt behandelt in het bijzonder de situatie waarbij een schenker roerende goederen (bijvoorbeeld aandelen) met voorbehoud van vruchtgebruik geschonken heeft en nadien afstand wil doen van zijn/haar vruchtgebruik ten voordele van de begiftigde(n)/naakte eigenaar(s).

Een schenking van roerende goederen met voorbehoud van vruchtgebruik is een populaire planningstechniek die aan de schenker toelaat om aan successieplanning te doen, maar tegelijkertijd een zekere mate van inkomsten- en controlebehoud te organiseren. Vaak wenst de schenker na verloop van tijd evenwel dat de volle eigendom van de geschonken goederen toch toekomt aan de begiftigde(n), liefst zonder fiscaal nadelige gevolgen.

De schenker kan in dit geval onderhands “afstand” doen van zijn/haar vruchtgebruik in het voordeel van de begiftigde(n). Afhankelijk van de omstandigheden en van de gebruikte bewoordingen, zal deze afstand van vruchtgebruik een schenking uitmaken of het vruchtgebruik eenvoudig doen uitdoven. Indien de onderhandse afstand gebeurt met de bedoeling te schenken (animus donandi) en daarom als een schenking kan worden beschouwd, was deze techniek evenwel niet zonder risico. Bij een overlijden van de schenker binnen de drie jaar (de zogenaamde “verdachte periode”) na de schenking, is de fictiebepaling van artikel 2.7.1.0.5 VCF immers van toepassing. Hierdoor wordt de waarde van het vruchtgebruik principieel onderworpen aan erfbelasting. Belangrijk om te weten is dat deze fictiebepaling niet van toepassing is indien reeds schenkbelasting werd betaald op de waarde in volle eigendom, zoals bijvoorbeeld in het geval van een geregistreerde schenking. Voor niet-geregistreerde schenkingen, zoals bijvoorbeeld een schenking van aandelen voor een Nederlandse notaris vóór 15 december 2020 (dit is het moment waarop de zogenaamde kaasroute afgesloten werd), was er wel een risico op toepassing van artikel 2.7.1.0.5 VCF.

Het was onduidelijk op welke manier Vlabel de waarde van het vruchtgebruik zou bepalen bij toepassing van de fictiebepaling van artikel 2.7.1.0.5 VCF. Hierover heeft Vlabel nu duidelijkheid gebracht in het voordeel van de belastingplichtige. Aangezien het vruchtgebruik uitdooft bij overlijden, heeft dat vruchtgebruik op het moment van overlijden geen economische waarde meer en is het – niettegenstaande de principiële toepassing van artikel 2.7.1.0.5 VCF – niet belastbaar in de erfbelasting. Het vruchtgebruik moet wel vermeld worden in de aangifte van nalatenschap, maar de waarde ervan zal nul bedragen.

Dit standpunt van Vlabel is een welgekomen bevestiging voor belastingplichtigen die in het verleden een niet-geregistreerde schenking met voorbehoud van vruchtgebruik gedaan hebben en op termijn afstand wensen te doen van hun vruchtgebruik ten voordele van de begiftigde(n). Dit kan nu met zekerheid belastingvrij, ook als de schenker overlijdt binnen de drie jaar na de afstand.