Parlement denkt na over nieuw Wetboek van vennootschappen en verenigingen

Spotlight
15 maart 2016

De Kamercommissie voor handels- en economisch recht besprak op 6 oktober 2015 met de minister van Justitie en met enkele deskundigen de krachtlijnen van een ingrijpende modernisering van het Belgisch vennootschaps- en verenigingsrecht. Het verslag van deze gedachtewisseling werd zopas gepubliceerd.

Achtergrond

Het federaal regeerakkoord Michel van 9 oktober 2014 en de beleidsverklaring van minister van Justitie Koen Geens van 17 november 2014 kondigden reeds aan dat er tijdens deze legislatuur initiatieven zouden worden genomen om het vennootschapsrecht aantrekkelijker te maken voor Belgische en buitenlandse ondernemingen (zie Eubelius Spotlights december 2014).

Het Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht (BCV), dat 14 professoren vennootschapsrecht verbonden aan zo goed als alle Belgische rechtsfaculteiten verenigt, en waarbij zich intussen ook andere academici hebben aangesloten, lanceerde in een colloquium op 28 maart 2014 reeds een aantal voorstellen voor een grondige hervorming van het vennootschaps- en verenigingsrecht. Dit colloquium vormde het startpunt van een publieke raadpleging aan de hand van een vragenlijst en van uitgebreid overleg met diverse belangengroepen en experten. Dit mondde uit in een beleidsnota die in juli 2015 werd overhandigd aan de minister van Justitie (beschikbaar op http://www.bcv-cds.be).

Op 6 oktober 2015 besprak de Kamercommissie voor handels- en economisch recht, in aanwezigheid van de minister van Justitie en van een aantal deskundigen van het BCV, de krachtlijnen van een fundamentele hervorming van het Belgische rechtspersonenrecht aan de hand van voormelde beleidsnota. Het verslag van deze gedachtewisseling is inmiddels openbaar (Parl. St. Kamer 2015-2016, 54, nr. 1500/001).

Krachtlijnen van de voorgestelde hervorming

Herziening van de klassieke basisprincipes van het rechtspersonenrecht. Het historisch onderscheid tussen burgerlijke en handelsdaden, dat is voorbijgestreefd (o.a. door de invoering van het Wetboek van Economisch Recht), wordt afgeschaft. Als gevolg daarvan verdwijnt het onderscheid tussen burgerlijke en handelsvennootschappen, alsook de regel dat de VZW niet hoofdzakelijk maar enkel bijkomstig (winstgevende) handelsactiviteiten mag uitoefenen. In de toekomst zullen zowel vennootschappen als verenigingen en stichtingen, zonder enige beperking, economische activiteiten kunnen voeren. In die optiek zou elke onderneming voortaan in beginsel failliet kunnen worden verklaard, maar dat vereist een wijziging van de faillissementswetgeving. Vennootschappen vereisen wel nog steeds een inbreng en blijven gericht op een economisch voordeel voor de vennoten. Bij verenigingen geldt daarentegen een streng verbod van rechtstreekse en onrechtstreekse uitkeringen. Voor zover de wettelijke specialiteit (het winstoogmerk) nog een rol speelt, leidt de miskenning ervan niet langer tot de nietigheid van de betrokken handeling, maar – zoals thans het geval is bij doeloverschrijding – is de vennootschap verbonden behoudens in geval van (objectieve) kwade trouw van de derde.

Fundamentele vernieuwing van het vennootschappelijk IPR. Om het toepasselijk vennootschapsrecht te bepalen in een grensoverschrijdende context wordt de voornaamste vestiging (werkelijke zetelleer) als aanknopingsfactor verlaten ten voordele van het land van oprichting (statutaire zetelleer). Op die manier kan het nieuwe Belgische vennootschapsrecht worden geëxporteerd en omgekeerd wordt België ook aantrekkelijker als incorporatieland voor buitenlandse ondernemingen. Er komt ook eindelijk een procedure voor grensoverschrijdende zetelverplaatsing, naar het model van de procedure die geldt voor de SE (Europese NV), maar met een uittredingsrecht voor minderheidsaandeelhouders.

Beperking van het aantal vennootschapsvormen tot vier basisvormen. De maatschap, de NV, de BVBA en de CVBA blijven als enige vennootschapsvormen behouden. Minder gebruikte en overlappende vennootschapsvormen of -varianten zoals de Comm.VA, CVOA, ESV, LV, S-BVBA en VSO verdwijnen doordat zij opgaan in één van de vier basisvormen. Er zullen in de toekomst geen bepalingen meer zijn die gemeenschappelijk zijn aan alle vennootschapsvormen, aangezien zij elk aan een eigen regime worden onderworpen. Het huidige Boek II van het Wetboek van vennootschappen verdwijnt dus.

  • De maatschap (société simple) wordt nog meer dan voorheen de vennootschap van gemeen recht. Zij kan voortaan stille vennoten hebben en kan duurzaam of tijdelijk zijn (zodat er geen nood meer is aan de stille, respectievelijk tijdelijke vennootschap). De maatschap zal, mits bepaalde formaliteiten, ook de (onvolkomen) rechtspersoonlijkheid kunnen verwerven (zodat er geen nood meer is aan de V.O.F. of Comm.V. en, in het verlengde daarvan, het ESV en de LV). Het regime van de maatschap en haar varianten wordt gemoderniseerd, doch zonder fundamentele aanpassingen. De maatschap die een onderneming voert (met inbegrip van de maatschap waarin een vrij beroep wordt uitgeoefend, maar niet de maatschap die louter wordt aangewend voor vermogensplanning) is wel onderworpen aan het ondernemingsrecht en de maten zijn steeds hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk.
  • De NV wordt de natuurlijke rechtsvorm voor grote ondernemingen (evenwel zonder cijfermatige verankering) en de verplichte rechtsvorm voor beursgenoteerde ondernemingen. In dit verband komt er ook een vereenvoudiging van de thans gedeeltelijk overlappende reglementering van de publieke en genoteerde vennootschappen. De NV die een publiek beroep op het spaarwezen doet of gedaan heeft (art. 438 W.Venn.) wordt afgeschaft, maar de regels die thans gelden voor deze NV's worden behouden en toegepast op alle genoteerde NV's. Er komt ook een soepele regeling voor de delisting van genoteerde NV's. Een NV kan voortaan ook één aandeelhouder hebben (zoals de BVBA). Het bestuur van de NV wordt versoepeld. Dankzij de mogelijkheid van een unieke bestuurder (met andere woorden afschaffing van de verplichte collegialiteit) en de mogelijkheid tot ontslagbescherming (met andere woorden afschaffing van de verplichte herroepbaarheidu ad nutum van bestuurders in de NV), wordt de NV een volwaardig alternatief voor de Comm.VA. In genoteerde NV's moet een unieke bestuurder-rechtspersoon op zijn beurt dan wel een collegiale raad van bestuur hebben en moeten eventuele governance-vereisten in hoofde van deze laatste zijn vervuld, zoals thans reeds de praktijk is. NV's krijgen de keuze tussen het huidige monistische bestuurssysteem (raad van bestuur) en een volwaardig en beter uitgewerkt duaal systeem (in plaats van het huidige halfslachtige regime van het directiecomité). Het orgaan van dagelijks bestuur wordt afgeschaft. De mogelijkheid om aandelen met meervoudig stemrecht uit te geven wordt ingevoerd; in genoteerde NV's wordt dit weliswaar beperkt tot een facultatief dubbel stemrecht voor "trouwe" aandeelhouders. Statutenwijzigingen zouden mogelijk worden mits een 2/3 meerderheid in plaats van de huidige 3/4 meerderheid, voor zover 3/4 van de bestaande aandeelhouders daarmee instemt. Voor het overige wordt het regime van de NV niet fundamenteel gewijzigd (bijvoorbeeld inzake kapitaalbescherming, overdracht van aandelen, …). Er komen ten slotte punctuele wijzigingen aan de regels over aandelen zonder stemrecht, change of control clausules, belangenconflicten, … 
  • De BVBA maakt het voorwerp uit van een verregaande flexibilisering, in lijn met de Europese tendens. Anders dan in de NV, waar de regels van de Tweede Richtlijn verplicht blijven gelden, kunnen de regels over het kapitaal en de kapitaalbescherming, die de laatste jaren onder vuur zijn komen te liggen, in beginsel worden afgeschaft in de BVBA (in de meest soepele overgangsregeling zou het kapitaal van bestaande vennootschappen wel kunnen behouden blijven). De wettelijke verplichting om te beschikken over een toereikend aanvangsvermogen, op straffe van oprichtersaansprakelijkheid, blijft wel overeind en wordt voortaan ondersteund door een beter uitgewerkt financieel plan waarvan de minimuminhoud wettelijk is voorgeschreven. Ook de verplichting om het belang en de waarde van een inbreng in natura te duiden kan behouden blijven mits beperkte aanpassingen. Andere regels moeten daarentegen grondiger worden herdacht. Zo zijn uitkeringen onderworpen aan een dubbele test: een balanstest (door de algemene vergadering) én een liquiditeitstest (door de raad van bestuur). Verder moeten de inkoop van eigen aandelen, financiële steunverlening en de alarmbelprocedure worden losgekoppeld van de eigenheid van het kapitaalregime. De afschaffing van het kapitaal in de BVBA noopt vooral tot een zoektocht naar en de invoering van alternatieve vormen van schuldeisersbescherming, zoals bijvoorbeeld een verhoogde aansprakelijkheid van bestuurders. In het verlengde van het vennootschapsrecht zullen ook het boekhoudrecht en het fiscaal recht een aantal beperkte, eerder technische ingrepen moeten ondergaan ingevolge de afschaffing van het kapitaal. De rechten en plichten van aandeelhouders, die klassiek ook worden vastgeknoopt aan het kapitaal, worden in de toekomst louter conventioneel geregeld in de BVBA, uiteraard met de nodige verantwoording, transparantie en goedkeuring. De regeling van het stemrecht wordt dus flexibeler. Ook op het vlak van het bestuur is flexibiliteit voortaan troef. De BVBA, die in beginsel één enkele bestuurder telt, kan namelijk ook kiezen voor alle opties die in de NV openstaan. De BVBA heeft in beginsel nog steeds een besloten karakter, maar de aandeelhouders kunnen kiezen voor een vrije overdraagbaarheid van de aandelen, vergelijkbaar met de NV. Naast de in de praktijk uiterst populaire geschillenregeling, die behouden blijft in de niet-genoteerde NV en de BVBA, komt er in de BVBA ook een systeem van uittreding en uitsluiting ten laste van de vennootschap, naar het model van de huidige CVBA; in het bijzonder wanneer er geen markt is voor de aandelen kan dat in bepaalde gevallen een oplossing bieden. De grondig herdachte BVBA dient zich aldus aan als natuurlijke rechtsvorm voor de kleine en de middelgrote ondernemingen. Door een eenvoudig standaardmodel in te voeren (eventueel met wettelijke modelstatuten), dat ruime keuzeopties laat voor wie meer sofisticering wenst, maakt de wetgever van de BVBA een gebruiksvriendelijker instrument. De afwezigheid van een pluraliteitsvereiste maakt de eenpersoons-BVBA overbodig. De afschaffing van het kapitaal in de BVBA betekent ook het einde van de weinig succesvolle S-BVBA.
  • De CVBA krijgt haar eigenheid terug doordat het coöperatief gedachtegoed wettelijk wordt verankerd; voor het overige sluit zij aan bij de BVBA. De CVBA heeft voortaan coöperatieve kenmerken die het coöperatief gedachtegoed vertalen (al moet zij nog steeds niet noodzakelijk worden erkend door de Nationale Raad voor de Coöperatie). Anders dan de NV en de BVBA, blijft de CVBA om die reden wel verplicht meerhoofdig. De grote flexibiliteit van de CVBA maakt het bovendien mogelijk om de VSO te integreren. De invoering van de mogelijkheid om het winstverdelingsoogmerk af te zwakken in de (erkende) CVBA zou daartoe volstaan. De CVBA dient zich dan ook aan als geëigende vennootschapsvorm voor de sociale economie. De CVOA wordt afgeschaft omdat zij probleemloos kan opgaan in de maatschap (zie boven).


Het verenigingsrecht wordt structureel geïntegreerd in het Wetboek van vennootschappen én verenigingen. Dit noopt slechts tot kleine ingrepen, nu vennootschappen en verenigingen feitelijk reeds sterk op elkaar zijn afgestemd, maar het verleent aan de vereniging wel een stevigere basis, doordat enerzijds de basisregels voor de vereniging zonder rechtspersoonlijkheid (feitelijke vereniging) kunnen worden uitgewerkt en anderzijds de bepalingen gemeenschappelijk aan alle vennootschappelijke rechtspersonen (huidige Boek IV van het Wetboek van vennootschappen) waar mogelijk ook toepasselijk kunnen worden op de vereniging met rechtspersoonlijkheid, doch met behoud van de eigenheid van deze laatste. De vereniging met rechtspersoonlijkheid (huidige VZW) behoudt ook een internationale variant (huidige IVZW). De beroepsvereniging kan worden afgeschaft mits de mogelijkheid om op te treden ter vrijwaring van de belangen van de leden uitdrukkelijk kan worden opgenomen in de statuten van de VZW of IVZW. De ledenloze stichting blijft gehandhaafd. Aan VZW's, IVZW's en stichtingen wordt uitdrukkelijk toegelaten om onbeperkt economische activiteiten te voeren. Er geldt voortaan evenwel een absoluut uitkeringsverbod (zie boven). Indien zij op duurzame wijze economische activiteiten stellen vallen zij bovendien onder de insolventiewetgeving. Verder worden enkele punctuele verbeteringen voorgesteld, zoals de invoering van een belangenconflictenregeling voor bestuurders, de mogelijkheid tot coöptatie van bestuurders in een VZW en de afschaffing van de regel dat het aantal bestuurders van een VZW kleiner moet zijn dan het aantal leden.

Andere prioriteiten zijn de modernisering en vereenvoudiging van het publiciteitssysteem voor vennootschaps- en verenigingsdocumenten en aankondigingen (via een elektronisch register dat toegankelijk is via een unieke overheidswebsite) en een verduidelijking en versoepeling van de taalwetgeving. Daarnaast komt er een update van de herstructureringen, van de ontbinding en vereffening, en van de geschillenregeling in de niet-genoteerde NV en de BVBA. Verder wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal punctuele verbeteringen aan te brengen en inconsistenties weg te werken. Ten slotte zal uiteraard de nodige aandacht worden besteed aan een goed en soepel overgangsrecht.

Volgende stappen

Het redactiewerk kan nu starten. Naar verwachting zal de beleidsnota in de komende maanden door het kabinet van Justitie worden uitgewerkt tot een wettekst die vervolgens – als alles goed gaat nog tijdens deze legislatuur – aan het Parlement zal worden voorgelegd.