Ook de advocaat van de niet-aangehouden verdachte mag aanwezig zijn tijdens het verhoor: Richtlijn dwingt de Belgische wetgever tot een aanpassing van de Salduz-regelgeving

Spotlight
15 juni 2014

Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 voorziet voor verdachten en beklaagden in een aantal rechten, waaronder het recht op toegang tot een advocaat. Die toegang omvat de aanwezigheid van de advocaat tijdens het verhoor en geldt ongeacht of men van zijn vrijheid is beroofd. Bovendien krijgt de advocaat tijdens het verhoor een actieve rol toebedeeld. De huidige procedurele waarborgen moeten derhalve in het voordeel van de verdediging worden verruimd.


De ontstaansgeschiedenis

Naar aanleiding van de zogenaamde Salduz-rechtspraak die de voorbije jaren door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens werd ontwikkeld, werden in de Belgische wetgeving reeds een aantal belangrijke wijzigingen aangebracht aan de rol van de advocaat tijdens het verhoor van bepaalde verdachten. Zo heeft een persoon die van zijn vrijheid is beroofd sinds 1 januari 2012 het recht op de bijstand van een advocaat tijdens de verhoren die in de eerste 24 uren vanaf zijn vrijheidsberoving plaatsvinden. De advocaat heeft bij die bijstand uitsluitend een toezichthoudende rol (toezicht op de wijze waarop de ondervraagde persoon tijdens het verhoor wordt behandeld, toezicht op de eerbiediging van het recht zichzelf niet te beschuldigen, …).

Thans dringen er zich in het raam van de Europese Unie wijzigingen op aan deze Salduz-regelgeving. De Raad van de Europese Unie heeft op 30 november 2009 namelijk een resolutie goedgekeurd over een "routekaart" ter versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures, waarbij voor een stapsgewijze aanpak werd geopteerd. Als gevolg van die routekaart zagen Richtlijn 2010/64/EU betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures en Richtlijn 2012/13/EU betreffende het recht op informatie in strafprocedures reeds het licht. Richtlijn 2013/48/EU betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming is het derde en meest recente uitvloeisel van de routekaart.


Het toepassingsgebied en de toegekende rechten

Richtlijn 2013/48/EU is van toepassing op de verdachten en beklaagden in een strafprocedure vanaf het ogenblik waarop ze in kennis worden gesteld van het feit dat ze ervan verdacht of beschuldigd worden een strafbaar feit te hebben begaan, ongeacht of ze van hun vrijheid zijn beroofd, en totdat de strafprocedure is beëindigd. Ook de personen tegen wie een procedure ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel loopt, vallen vanaf het moment van hun aanhouding onder het toepassingsgebied van de Richtlijn.

De Richtlijn verleent het recht om toegang tot een advocaat te hebben, om een derde op de hoogte te laten brengen van de vrijheidsbeneming en om tijdens de vrijheidsbeneming met derden en consulaire autoriteiten te communiceren.

Wat het recht op toegang tot een advocaat betreft, bepaalt de Richtlijn dat verdachten of beklaagden zonder onnodig uitstel toegang moeten hebben tot een advocaat voordat ze worden verhoord. Het recht op toegang tot een advocaat houdt in dat de verdachten of beklaagden het recht hebben hun advocaat onder vier ogen te ontmoeten en met hem te communiceren, ook vóór het verhoor. De advocaat mag ook bij het verhoor zelf aanwezig zijn, en daar werkelijk aan deelnemen. Dat laatste houdt in dat de advocaat tijdens het verhoor vragen mag stellen, verduidelijking kan vragen en zelfs verklaringen mag afleggen. Daarenboven wordt bepaald dat de advocaat aanwezig mag zijn bij gewone confrontaties, meervoudige confrontaties (line-up) en reconstructies, althans voor zover de aanwezigheid van de verdachte of beklaagde naar nationaal recht vereist of toegestaan is. Zoals vermeld, is die toegang tot een advocaat van toepassing op verdachten en beklaagden ongeacht of ze van hun vrijheid zijn beroofd. Ten aanzien van de verdachten of beklaagden die van hun vrijheid beroofd zijn preciseert de Richtlijn bijkomend dat zij na de vrijheidsbeneming zonder onnodig uitstel toegang moeten hebben tot een advocaat. Indien verdachten of beklaagden voor de strafrechtbank worden opgeroepen, moeten zij toegang hebben tot een advocaat binnen een redelijke termijn voordat ze voor de rechtbank verschijnen.

Er bestaan slechts een aantal uitzonderingen en afwijkingen op deze rechten, bijvoorbeeld met betrekking tot vervolgingen voor lichte feiten waarvoor geen vrijheidsstraf kan worden opgelegd, of voor lichte feiten waarvoor een sanctie door een andere autoriteit dan de strafrechtbank kan worden opgelegd en waartegen beroep mogelijk is bij een strafrechtbank. Verder bepaalt de Richtlijn dat in uitzonderlijke omstandigheden en uitsluitend in de fase van het voorbereidend onderzoek, tijdelijk van het recht op toegang tot een advocaat kan worden afgeweken, indien dwingende redenen dat rechtvaardigen. De afwijkingen zijn echter aan strikte regels onderworpen (evenredig karakter, strikt beperkte geldingsduur,…).


Besluit: de Belgische wetgeving moet grondig worden aangepast

Onder de huidige Belgische regelgeving heeft alleen een persoon die van zijn vrijheid is beroofd, het recht op de bijstand van een advocaat tijdens de verhoren die in de eerste 24 uren vanaf zijn vrijheidsberoving plaatsvinden, en daarbij heeft de advocaat uitsluitend een toezichthoudende rol.

Richtlijn 2013/48/EU dwingt de Belgische wetgever om deze regelgeving vóór 27 november 2016 aan te passen. De procedurele waarborgen van de verdachten en beklaagden moeten ten gevolge van deze Richtlijn immers gevoelig worden versterkt. Zo heeft ten laatste vanaf 27 november 2016 elke verdachte of beklaagde onder meer recht op de bijstand van een advocaat tijdens zijn verhoor, ongeacht of hij van zijn vrijheid is beroofd, waarbij de advocaat tijdens de verhoren actief kan tussenkomen. Aangezien de Richtlijn minimumvoorschriften bevat, verzet niets zich overigens tegen een ruimere invulling door de Belgische wetgever.