Nieuwigheden inzake overheidsopdrachten

Spotlight
15 juni 2016

Het nieuwe wetsontwerp "inzake overheidsopdrachten" werd op 12 mei jongstleden gestemd in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het heeft tot doel de nieuwe Europese richtlijnen betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten om te zetten en de huidige wet van 15 juni 2006 te vervangen. In de nieuwe regeling vallen verschillende nieuwigheden op te merken.

Het wetsontwerp inzake overheidsopdrachten zet de nieuwe Europese richtlijnen betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten om, meer bepaald de richtlijn nr. 2014/24/EU van 26 februari 2014 (klassieke sectoren) en de richtlijn nr. 2014/25/EU van 26 februari 2014 (speciale sectoren). De richtlijn 2015/23/EU van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten wordt in het Belgisch recht omgezet door een aparte wet.

De richtlijnen inzake overheidsopdrachten voorzagen in de verplichting voor de Lidstaten om de omzetting ervan in hun interne rechtsorde te verzekeren uiterlijk tegen 18 april 2016. Het nieuwe wetsontwerp werd weliswaar gestemd, maar de datum van bekendmaking en inwerkingtreding ervan, zijn nog onbekend. De Koning werd gemachtigd om de datum van inwerkingtreding vast te stellen, evenwel zonder dat in een uiterste datum van inwerkingtreding werd voorzien in geval van stilzitten van de Koning. De inwerkingtreding van de wet zal waarschijnlijk ook afhangen van de voortgang van de uitvoeringsmaatregelen, waaronder de hele regeling over de regelmatigheid van de offertes. Deze regeling maakt, net als in de huidige wet, het voorwerp uit van een machtiging aan de Koning. Daardoor zullen de bepalingen van de Europese richtlijnen sinds 18 april 2016 in zekere mate rechtstreeks kunnen worden ingeroepen, bij gebrek aan omzetting in het Belgische recht binnen de vooropgestelde termijn.

Eerder dan de huidige wetgeving te wijzigen, heeft de wetgever gekozen voor een nieuwe wet die de wet van 15 juni 2006 "betreffende de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten" zal vervangen. Zoals de huidige wet, heeft de nieuwe wet zowel betrekking op de klassieke sectoren, als op de speciale sectoren. De wet handelt daarentegen niet over de rechtsbescherming, die momenteel beheerst wordt door de wet van 17 juni 2013. Wellicht zal een ander wetsontwerp worden aangenomen om de nodige wijzigingen in die materie aan te brengen.

Het wetsontwerp brengt nieuwigheden tegenover de huidige regelgeving, waarvan onder andere de volgende meldenswaard zijn:

De keuze van de procedure (art. 35): de Europese wetgever geeft blijk van een paradigmaverschuiving op dit punt. Het gebruik van onderhandelingsprocedures of dialoog wordt voortaan immers aangemoedigd. Het gaat bijvoorbeeld om de mededingingsprocedure met onderhandeling, de nieuwe benaming die richtlijn 2014/24/EU geeft aan wat in de huidige wetgeving de onderhandelingsprocedure met bekendmaking heet. Het gaat ook om het innovatiepartnerschap, een nieuwe plaatsingsprocedure onder diezelfde richtlijn. De zogenaamde open of niet-openbare procedures worden minder bevoordeeld, omwille van hun rigiditeit. Deze procedures blijven weliswaar de procedures van gemeen recht die aanbestedende overheden zonder rechtvaardiging kunnen gebruiken, maar de voorwaarden voor het gebruik van een procedure met onderhandelingen, werden versoepeld. Op te merken valt nog dat de aan het Belgische recht eigen begrippen "aanbesteding" en "offerteaanvraag" achterwege werden gelaten.

Verdeling van de opdrachten in percelen (art. 57): de aanbestedende overheden worden aangemoedigd om hun opdrachten, in het bijzonder de grote, te verdelen in percelen, om zo de toegang van KMO's te bevorderen. Daarom moet de aanbestedende overheid boven bepaalde drempels aangeven waarom een opdracht niet in percelen is verdeeld.

Afschaffing van het onderscheid tussen prioritaire en niet-prioritaire diensten (art. 87): het onderscheid dat in de huidige wetgeving bestaat tussen de prioritaire en niet-prioritaire diensten, met andere woorden tussen diensten in bijlagen II.A en II.B, wordt afgeschaft. De diensten bedoeld in bijlage II.B, die genoten van een lichtere bekendmakingsverplichting, worden nu ook onderworpen aan alle bepalingen van de richtlijnen. Zowel de Europese, als de het Belgische regels behouden evenwel een lichter stelsel van plaatsingsregels voor een aantal sociale en andere bijzondere diensten.

Afschaffing van het onderscheid tussen publieke en private speciale sectoren (art. 92): de regels voor opdrachten geplaatst in de speciale sectoren volgen een nieuwe benadering. De nieuwe wetgeving maakt – in tegenstelling tot de wet van 15 juni 2006 — geen onderscheid meer tussen de regels voor overheidsopdrachten in de speciale sectoren, naargelang de overheidsopdracht wordt geplaatst door de aanbestedende overheden en de overheidsbedrijven ("publieke speciale sectoren") of door private entiteiten die bijzondere of exclusieve rechten verkregen ("private speciale sectoren"). Deze regels worden voortaan samengevoegd vanuit de zorg voor uniformisering en vereenvoudiging. Onder voorbehoud van bijzondere afwijkingen zal op die manier voortaan slechts één enkel regime van toepassing zijn op deze verschillende types van opdrachten.

De verplichting om elektronische middelen te gebruiken (art. 14): voor de opdrachten boven de drempels voor Europese bekendmaking moet elke communicatie en uitwisseling volledig via elektronische middelen verlopen ten laatste op 18 oktober 2018, behalve voor de aankoopcentrales (18 april 2017). Onder deze drempels zal deze verplichting pas van toepassing worden gemaakt vanaf 1 januari 2020. Ze zal niet gelden voor de opdrachten die geplaatst worden volgens de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking en de opdrachten waarvan het geschatte bedrag lager is dan EUR 30.000.

De gemengde opdrachten (art. 20 tot 23): een nieuwe afdeling van de wet verduidelijkt de regels voor gemengde opdrachten, dit zijn gemengde opdrachten van werken, leveringen en diensten die behoren tot de klassieke sectoren, opdrachten die behoren tot de klassieke sectoren en tot een ander juridisch regime, zoals de opdrachten geplaatst in de speciale sectoren, en de opdrachten die onderdelen bevatten die betrekking hebben op veiligheid en defensie.

Nieuwe specifieke uitsluitingen (art. 28): er worden nieuwe uitsluitingen van het toepassingsgebied van de wetgeving ingevoerd voor de overheidsopdrachten van diensten. Het gaat meer bepaald om bepaalde juridische diensten (vertegenwoordiging in het kader van een procedure, het juridische advies dat wordt gegeven ter voorbereiding van een procedure en andere juridische diensten), bepaalde nooddiensten (diensten inzake civiele verdediging en bescherming en risicopreventie) en het openbaar personenvervoer met trein of metro (dat uitsluitend wordt onderworpen aan de plaatsingsregels bepaald bij de verordening 1370/2007 inzake openbaar personenvervoer).

De nieuwe "in house"-uitzonderingen en deze voor publiek-publieke samenwerking (art. 30 en 31): meerdere uitzonderingen worden voor het eerst uitdrukkelijk opgenomen in de regelgeving, wat de rechtszekerheid ten goede komt. De wetgever heeft in essentie de regels uit de rechtspraak van het Hof van Justitie in dat verband gecodificeerd.