Nieuwe EU-Verordening inzake verhandeling van producten in de EU

Een product dat rechtmatig in de handel is gebracht in een EU-lidstaat, mag in een andere lidstaat verhandeld worden. In de praktijk blijkt deze wederzijdse erkenning niet optimaal te verlopen. Verordening 2019/515 beoogt de wederzijdse erkenning door een aantal aanpassingen aan het reglementair kader te herwaarderen.

Kader

Volgens het beginsel van wederzijdse erkenning mag een product worden verhandeld in een EU-Lidstaat (de "Lidstaat van bestemming") wanneer het rechtmatig in de handel is gebracht in een andere EU-Lidstaat, ook wanneer het niet is vervaardigd conform de technische voorschriften die gelden in de Lidstaat van bestemming.

Lidstaten kunnen enkel aan de toepassing van dat beginsel ontsnappen wanneer zij aantonen dat het product niet mag worden verhandeld op hun grondgebied omwille van een reden vermeld in artikel 36 VWEU of een dwingende reden van openbaar belang.

Verordening 764/2008 van 9 juli 2008 had reeds tot doel om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te verbeteren door de invoering van procedureregels en productcontactpunten. Na evaluatie bleek die Verordening evenwel maar in beperkte mate te hebben bijgedragen tot een betere toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Vele ondernemingen die een product in een andere Lidstaat willen verhandelen, gaan na welke technische voorschriften in die Lidstaat gelden en passen het product aan die voorschriften aan. Als zij zich toch op het beginsel van wederzijdse erkenning beroepen, ontzeggen nationale autoriteiten hen vaak de toegang tot de markt, zo stelt de Europese Commissie vast.

De Commissie beoogde met haar Goederenpakket (2017) dan ook het beginsel van wederzijdse erkenning te herwaarderen. Het resultaat is Verordening 2019/515 van 19 maart 2019 betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere Lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht. Deze Verordening vervangt Verordening 764/2008. Ze is van toepassing op elk product in de mate dat het niet-geharmoniseerde aspecten bevat. Ze geldt voor elk administratief besluit op grond waarvan dat product niet of slechts in beperkte mate mag worden verhandeld op de markt van de Lidstaat van bestemming.

We overlopen de belangrijkste wijzigingen die Verordening 2019/515 meebrengt ten opzichte van Verordening 764/2008.

Invoering van een verklaring van wederzijdse erkenning

Marktdeelnemers moeten bewijzen dat hun product rechtmatig in de handel is gebracht in een andere Lidstaat. Vandaag verlangen Lidstaten van bestemming uiteenlopende bewijsmiddelen van de marktdeelnemer, gaande van een factuur tot een officiële verklaring van de Lidstaat waarin het product rechtmatig in de handel is gebracht. Om de administratieve last voor marktdeelnemers te verlichten, voorziet Verordening 2019/515 in een vrijwillige verklaring van wederzijdse erkenning. Een model van de verklaring is opgenomen als bijlage bij Verordening 2019/515. Met de verklaring kunnen marktdeelnemers aan de Lidstaat van bestemming meteen alle informatie bezorgen over het product en de conformiteit ervan met de technische voorschriften die gelden in een andere Lidstaat. De Lidstaat van bestemming moet de verklaring als voldoende accepteren om aan te tonen dat het product rechtmatig in de handel is gebracht in een andere Lidstaat. De verklaring is dus een gestandaardiseerd bewijsmiddel dat door de Lidstaat van bestemming moet worden aanvaard, maar niets weerhoudt de Lidstaat ervan om het product alsnog de toegang tot de markt te ontzeggen, mits eerbiediging van het beginsel van wederzijdse erkenning en Verordening 2019/515.

Beroep op SOLVIT

Ter bestrijding van een administratief besluit tot marktweigering, zijn marktdeelnemers vandaag aangewezen op een vaak dure en lange procedure voor nationale hoven en rechtbanken. Verordening 2019/515 promoot het gebruik van SOLVIT (Internal Market Problem Solving System), een bestaande, op nationaal niveau aangeboden dienst die kosteloos en informeel als bemiddelaar optreedt onder andere bij een geschil tussen een marktdeelnemer en een Lidstaat van bestemming. Verordening 2019/515 legt een specifieke procedure vast waarmee het SOLVIT-centrum in een concrete zaak om het niet-bindende advies van de Commissie kan verzoeken.

Nieuwe procedureregels

Vandaag moet een Lidstaat van bestemming een marktdeelnemer in kennis stellen van zijn voornemen om een administratief besluit tot marktweigering te nemen. Met Verordening 2019/515 zal een Lidstaat van bestemming een marktdeelnemer in kennis moeten stellen van het voornemen om een beoordeling uit te voeren om na te gaan of het product in een andere Lidstaat rechtmatig in de handel is gebracht en of de legitieme openbare belangen, zoals gewaarborgd door de nationale technische regel, voldoende worden beschermd. Uiteraard moet het administratief besluit zelf ter kennis van de marktdeelnemer worden gebracht. Welke informatie het besluit moet bevatten, is enigszins gewijzigd en is bepaald in artikel 5 van Verordening 2019/515.

Net als vandaag, mag de marktdeelnemer het product in principe blijven aanbieden in de Lidstaat van bestemming terwijl het onderzoek loopt, tenzij in het kader van een procedure van voorafgaande machtiging. De mogelijkheden voor die Lidstaat om de aanbieding van het product tijdelijk te schorsen terwijl het onderzoek loopt, zijn licht gewijzigd. Met Verordening 2019/515 zal een Lidstaat de aanbieding van het product tijdelijk kunnen opschorten indien het product een ernstig risico vormt voor de veiligheid of gezondheid van mens of milieu en daarvoor een snel ingrijpen vereist is, daar waar een opschorting vandaag enkel mogelijk is bij een ernstig risico voor de veiligheid en gezondheid van gebruikers. De mogelijkheid tot opschorting wanneer de aanbieding van het product in het algemeen verboden is wegens openbare zedelijkheid of openbare veiligheid, blijft behouden.

Verbetering van de samenwerking tussen Lidstaten

Met Verordening 2019/515 zal een Lidstaat van bestemming het administratief besluit dat een product de toegang tot de markt ontzegt, niet enkel moeten melden aan de Commissie, maar ook aan de andere Lidstaten. Hetzelfde geldt voor een administratief besluit dat de aanbieding van het product tijdelijk schorst zolang het onderzoek loopt.

Verder zal de Commissie instaan voor de efficiënte samenwerking tussen de Lidstaten en de bestaande productcontactpunten, bijvoorbeeld door:

  • het coördineren van de uitwisseling van informatie;
  • het ondersteunen van de werking van de productcontactpunten; en
  • het organiseren van opleidings-  en voorlichtingsprogramma's.

Tot slot specifieert Verordening 2019/515 dat een Lidstaat van bestemming een verzoek tot vrijgave van informatie kan richten tot (de productcontactpunten van) de Lidstaat waarin het product volgens de marktdeelnemer rechtmatig in de handel is gebracht, zodat de Lidstaat van bestemming kan verifiëren of de door de marktdeelnemer verstrekte informatie klopt. De aangezochte Lidstaat moet de gevraagde informatie binnen 15 werkdagen verstrekken.

Die samenwerking tussen Lidstaten zal verlopen via het informatie- en communicatiesysteem (Information and Communication System for Market Surveillance) dat werd opgericht bij Verordening 765/2008 en gewijzigd bij Verordening 2019/1020.

Verordening 2019/515 is van toepassing met ingang van 19 april 2020.