Kwalificatie als verzekeringsovereenkomst: standpunt van de FSMA

Spotlight
15 september 2015

De FSMA, die onder andere belast is met het toezicht op de verzekeringssector, verduidelijkte recent de essentiële bestanddelen van een verzekeringsovereenkomst. Een verzekeringsverrichting wordt gekenmerkt door de indekking van een risico, waarvan de verzekerde of de begunstigde er belang bij heeft dat dit zich niet voordoet (het "verzekerbaar belang"), ongeacht of de persoon die een risicodekking aanbiedt al dan niet gebruik maakt van verzekeringstechnieken. Een garantieovereenkomst is daarentegen geen verzekeringsovereenkomst indien ze slechts bijkomstig is aan of het verlengde is van een hoofdverrichting waarvan het de kwaliteit verhoogt.

Inleiding

De FSMA moet er, onder andere, over waken dat de ondernemingen die aan haar toezicht zijn onderworpen de bepalingen van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen naleven (artikel 45 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten).

In dit verband heeft de FSMA onlangs een "standpunt" gepubliceerd over de essentiële bestanddelen van de verzekeringsovereenkomst (mededeling FSMA_2015_13 van 26 augustus 2015). Het standpunt bevat een samenvatting van de standpunten die de FSMA in verschillende dossiers heeft ingenomen en die telkens de vraag betroffen of een bepaald financieel product volgens de wet al dan niet als een verzekeringsovereenkomst moest worden gekwalificeerd.

De verzekeringsovereenkomst en de actuariële technieken

Het uitoefenen van verzekeringsverrichtingen is in beginsel voorbehouden aan gespecialiseerde ondernemingen die gebruik maken van actuariële technieken om de risico's die zij lopen te beheren.

Een betwiste strekking binnen de rechtspraak meende dat er slechts sprake kon zijn van een verzekeringsovereenkomst indien de overeenkomst werd aangeboden door een onderneming die gebruik maakt van verzekeringstechnieken. Deze rechtspraak steunde, onder andere, op een arrest van het Hof van Cassatie van 18 juni 1992 dat, in een wel zeer bijzonder geval, dit beginsel leek te bevestigen.

Die rechtspraak is thans voorbijgestreefd door de nieuwe wettelijke definitie van verzekeraar als "elke persoon of onderneming die als contractspartij verzekeringsovereenkomst(en) aanbiedt, ongeacht de beroepshoedanigheid van deze persoon en ongeacht of bij het afsluiten van de overeenkomst gebruik wordt gemaakt van actuariële technieken" (artikel 5, 1° van de verzekeringswet van 4 april 2014). Deze terugkeer naar de basisprincipes is gerechtvaardigd: het gebruik van verzekeringstechnieken door degene die risico-dekking aanbiedt is immers niet zozeer een kenmerk van het product zelf, dan wel van de interne organisatie van de aanbieder, die irrelevant is voor de kwalificatie van de overeenkomst.

De verzekeringsovereenkomst en het verzekerbaar belang

De verzekeringsovereenkomst is een kanscontract ter indekking tegen een risico, waarvan de verzekerde of de begunstigde er belang bij heeft dat dit zich niet voordoet (artikel 5, 14° van de verzekeringswet van 4 april 2014). Dit belang wordt het "verzekerbaar belang" genoemd. Indien het verzekerde risico zich voordoet – het "schadegeval" – is dit een gebeurtenis met nadelige gevolgen voor de verzekerde of de begunstigde van de verzekering.

Indien het verzekerbaar belang ontbreekt, kan er geen sprake zijn van een verzekeringsovereenkomst maar van een weddenschap of een financiële verrichting die door andere regels wordt beheerst. Dit is onder meer het geval voor derivatencontracten (bijvoorbeeld CDS) die niet noodzakelijk worden aangegaan ter indekking tegen een risico maar ook, tot op zeker hoogte, voor zuivere speculatieve doeleinden.


De verzekeringsovereenkomst en de garantieovereenkomst

Om de kwaliteit van haar producten te verhogen, biedt een onderneming vaak tegen betaling uitgebreide garanties aan op haar goederen en diensten tegen bepaalde risico's die intrinsiek verbonden zijn aan het product of de verleende dienst. Dergelijke verrichtingen worden gekenmerkt door een "verzekerbaar belang", namelijk het belang dat de verzekerde of begunstigde heeft dat het gedekte risico zich niet voordoet.

De FSMA verwijst in dit verband naar een voorafgaande beslissing ("ruling") van de CBFA uit 2007 waarin werd geoordeeld dat een garantie die door een producent tegen betaling wordt aangeboden op zijn, via een distributiekanaal verkochte, goederen geen verzekeringsovereenkomst is. De kwalificatie als verzekeringsovereenkomst werd verworpen omdat de garantieovereenkomst slechts bijkomstig is aan een hoofdverrichting waarvan het de kwaliteit dient te versterken. De verzekeringsovereenkomst heeft een zelfstandig karakter ter indekking tegen een mogelijke, toekomstige gebeurtenis die echter onzeker is en nadelige gevolgen heeft voor de verzekerde of begunstigde.