Hof van Justitie bevestigt: notificatie- en informatieverplichting bij complexe voorwerpen onder REACH doorheen de gehele toeleveringsketen van tel

Spotlight
15 december 2015

Ondernemingen die dachten dat REACH een ver-van-hun-bedshow was, omdat zij zelf niet met chemische stoffen en mengsels in aanraking komen, kunnen bedrogen uitkomen. In een arrest van 10 september 2015 bevestigde het Europees Hof van Justitie dat de notificatieverplichting (artikel 7, lid 2-4 REACH) en de informatieverplichting (artikel 33 REACH) die REACH voor bepaalde voorwerpen met zorgwekkende stoffen oplegt, ook doorheen de gehele toeleveringsketen van die voorwerpen van tel blijven.

Eenmaal een zorgwekkende stof op de zogenaamde kandidaatslijst voor autorisatie (te consulteren op http://www.echa.europa.eu/nl/candidate-list-table) werd opgenomen, triggert de aanwezigheid van die stof in een product bepaalde verplichtingen. Enerzijds geldt een notificatie- of mededelingsverplichting ten aanzien van het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA), die erin bestaat beknopte informatie over de stof mee te delen (artikel 7, lid 2-4 REACH). Anderzijds is er een informatieverplichting ten opzichte van professionele afnemers (en zelfs ten opzichte van consumenten indien zij daarom verzoeken), die erin bestaat aan de afnemers voldoende aan de leverancier bekende informatie (waaronder minstens de naam van de stof) te verstrekken om een veilig gebruik van het voorwerp mogelijk te maken (artikel 33 REACH).

Die verplichtingen gelden enkel indien de stof in een concentratie van meer dan 0,1 % (g/g) in het product voorkomt.

Met een arrest van 10 september 2015 beslecht het Hof van Justitie de discussie die tussen de Europese Commissie en diverse lidstaten was ontstaan omtrent de berekeningswijze van die 0,1%-drempel bij zogenaamde complexe voorwerpen. Dit zijn voorwerpen die zelf uit meerdere andere voorwerpen zijn opgebouwd.

In een eerdere bijdrage (Eubelius Spotlights maart 2015) bespraken we reeds de visie van Advocaat-Generaal Kokott op deze problematiek. Met het voormelde arrest sluit het Hof van Justitie zich hoofdzakelijk bij die visie, die ondere andere ook door België wordt verdedigd, aan.

Het Hof oordeelt dat de drempel voor elk deelvoorwerp afzonderlijk geldt en dat de producent of importeur van een complex voorwerp in principe ook zelf moet nagaan of er in de deelvoorwerpen waaruit het complex voorwerp is samengesteld, een stof van de kandidaatslijst voorkomt in een concentratie van meer dan 0,1%. De impact van die beslissing op producenten en importeurs van complexe voorwerpen is niet min, omdat zij aldus mogelijk ook voor deelvoorwerpen van dat complexe voorwerp aan REACH-verplichtingen moeten voldoen en daarvoor bijgevolg ook aansprakelijkheid kunnen oplopen.

Voor producenten van complexe voorwerpen die hun onderdelen binnen de Europese Economische Ruimte aankopen, blijven de gevolgen eerder beperkt, al is het arrest ook voor hen van belang.

Een producent van een complex voorwerp ontvangt in het kader van de informatieverplichting van zijn Europese leveranciers gegevens over de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in de door hen geleverde onderdelen. Komt in een onderdeel een stof van de kandidaatslijst voor in een concentratie van meer dan 0,1%, dan zijn deze leveranciers verplicht dat aan de producent van het complexe voorwerp, hun afnemer, mee te delen. De producent van het complexe voorwerp kan dan aan de hand van die van zijn leveranciers ontvangen ook de concentratie van die stof in het complexe voorwerp inschatten. Desgevallend zal hij dan ook voor het complexe voorwerp de vereiste informatie aan zijn afnemers moeten overmaken.

Indien de producent van het complexe voorwerp van één van zijn leveranciers de informatie ontvangt dat een stof van de kandidaatslijst aanwezig is in het door hen geleverde onderdeel van het complexe product, dan moet die producent dat eveneens aan zíjn afnemers meedelen. Dat geldt dus ook indien het uiteindelijke door hem geleverde complexe voorwerp de 0,1%-drempel niet overschrijdt. Het Hof van Justitie heeft immers uitdrukkelijk overwogen dat de opname van een voorwerp als productiemiddel in een complex product de overdracht van de informatieverplichting aan ieder van de deelnemers in de toeleveringsketen niet mag onderbreken. De informatieverplichting moet het voorwerp waarop zij van toepassing is, volgen tot en met de eindgebruiker.

In het kader van de notificatieverplichting moet de Europese producent volgens het Hof slechts voor de door hemzelf geproduceerde (of louter geassembleerde) complexe voorwerpen nagaan of een zorgwekkende stof in een concentratie van meer dan 0,1 % voorkomt. Desgevallend moet hij dan de nodige informatie aan het ECHA meedelen, indien hij die stof ook in een hoeveelheid van meer dan één ton per jaar gebruikt, het gebruik van die stof nog niet is geregistreerd en het risico van blootstelling niet kan worden uitgesloten. De Europese producent heeft die verplichtingen niet voor de onderdelen (deelvoorwerpen) van zijn complexe product, aangezien de producenten van die deelvoorwerpen de nodige informatie, indien nodig, reeds aan het ECHA zullen hebben meegedeeld.

Aan ondernemingen die hun producten of de onderdelen voor hun producten van buiten de Europese Economische Ruimte invoeren, de zogenaamde importeurs van voorwerpen, wordt de facto wel een onderzoeksplicht opgelegd voor die ingevoerde voorwerpen en de onderdelen daarvan. Het Hof heeft immers geoordeeld dat zowel voor de ingevoerde voorwerpen zelf, als alle onderdelen daarvan, aan de notificatie- en informatieverplichting moet worden voldaan, voor zover het (deel)voorwerp een stof van de kandidaatslijst in een concentratie van meer dan 0,1% bevat.

Importeurs zullen de informatie die zij nodig hebben ter beoordeling van die drempel niet automatisch van hun niet-Europese leveranciers ontvangen. Zij zijn immers niet aan REACH onderworpen. Indien die leveranciers de informatie weigeren mee te delen, of zelfs indien aan de waarachtigheid van de ontvangen informatie kan worden getwijfeld, zal de Europese onderneming zelf het complexe product, maar ook de onderdelen ervan, op aanwezigheid van stoffen van de kandidaatslijst moeten onderzoeken. Het Hof heeft immers duidelijk aangegeven dat mogelijke moeilijkheden bij het verkrijgen van de vereiste informatie van niet-Europese leveranciers geen afbreuk kunnen doen aan de verplichting van de importeur om de nodige onderzoeken te doen.

Bevat het complexe product of één van de onderdelen ervan een stof van de kandidaatslijst in een concentratie van meer dan 0,1%, dan moet de importeur voor élk van de desbetreffende onderdelen aan de notificatieverplichting en aan de informatieverplichting voldoen. Aan de notificatieverplichting kan de importeur nog ontsnappen indien hij de stof in voldoende kleine hoeveelheden invoert (maximaal 1 ton) of indien het risico van blootstelling kan worden uitgesloten.

Advocaat-Generaal Kokott had nog overwogen dat die eigen onderzoeksverplichting door artikel 33 REACH niet zou worden opgelegd, omdat het artikel het slechts over voldoende "aan de leverancier bekende" informatie heeft. Die redenering heeft het Hof van Justitie niet gevolgd. In zijn overwegingen geeft het Hof wel nog aan dat de omvang van de informatieverplichting wordt beperkt door artikel 33 REACH dat het heeft over "voldoende aan de leverancier bekende informatie om een veilig gebruik van dat voorwerp mogelijk te maken", waaronder ten minste de naam van de stof. Bij de beantwoording van de prejudiciële vraag neemt het Hof dat criterium van de voldoende bekendheid echter niet meer in aanmerking. Het Hof besluit dat het aan de leverancier van een product is om aan zijn afnemer informatie te verstrekken over de aanwezigheid van een stof van de kandidaatslijst in zijn product, waaronder ten minste de naam van de betrokken stof.