Grondwettelijk Hof verwerpt beroep tot vernietiging Vlaams kilometerheffingsdecreet

Spotlight
15 maart 2017

Op 23 februari 2017 heeft het Grondwettelijk Hof het beroep tot vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 3 juli 2015 tot invoering van de kilometerheffing verworpen.

Context

Op 1 april 2016 is in België het kilometerheffingssysteem voor vrachtwagens met een maximaal toegelaten massa van meer dan 3,5 ton in werking getreden. In Vlaanderen werd de kilometerheffing ingevoerd met het decreet van het Vlaamse Gewest van 3 juli 2015 tot invoering van de kilometerheffing en stopzetting van de heffing van het eurovignet en tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 ("Vlaams kilometerheffingsdecreet"). In het Waalse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden gelijkaardige regelingen getroffen met het oog op de invoering van een kilometerheffing op bepaalde wegen op hun grondgebied. Met die gewestelijke normen, werd onder meer uitvoering gegeven aan het samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014 ("Samenwerkingsakkoord"), waarin een aantal principes van de kilometerheffing werden vastgelegd.

In februari 2016 heeft vzw Sigma een beroep tot vernietiging van het Vlaams kilometerheffingsdecreet ingediend. Vzw Sigma is een belangenvereniging die de invoerders en algemeen vertegenwoordigers gespecialiseerd in materieel voor burgerlijke bouwkunde, bouw en goederenbehandeling groepeert. Ondernemingen die lid zijn van de vzw maken gebruik van vrachtwagens die onder de toepassing van de kilometerheffing vallen. De vzw Algemene Belgische Schoonmaak Unie, wiens leden eveneens gebruik maken van voertuigen die aan de kilometerheffing onderworpen zijn, kwam in de procedure tussen, eveneens met de intentie om de vernietiging van het Vlaams kilometerheffingsdecreet te bekomen (beide vzw's worden hierna samen aangeduid als "de verzoekers").

Argumenten van de verzoekers

De verzoekers voerden voornamelijk volgende argumenten aan:

  • de schending van de territoriale bevoegdheidsverdeling tussen de drie gewesten, omwille van de "intergewestelijke inningsbijstand" die zij aan elkaar verlenen voor de administratieve geldboetes;
  • de schending van het fiscaal legaliteitsbeginsel, doordat de Vlaamse regering bij decreet werd gemachtigd om de lijst van wegen waarop de kilometerheffing verschuldigd is, aan te passen, waardoor de regering (en niet de decreetgever) essentiële bestanddelen van de heffing zou kunnen aanpassen; en
  • de schending van het gelijkheidsbeginsel, doordat bij de definitie van heffingsplichtige voertuigen geen onderscheid werd gemaakt naargelang de voertuigen bestemd voor goederenvervoer daadwerkelijk voor goederenvervoer worden gebruikt, en omdat er evenmin een onderscheid werd gemaakt naargelang het soort vervoerde goederen.


Het oordeel van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft elk van deze argumenten ongegrond verklaard.

Wat de territoriale bevoegdheid betreft, oordeelt het Grondwettelijk Hof dat het Vlaamse kilometerheffingsdecreet niet voorziet in de beboeting, door het Vlaamse Gewest, van overtredingen buiten het grondgebied van het Vlaamse Gewest. De loutere toelating tot inning van administratieve geldboetes opgelegd wegens overtreding van het Vlaamse kilometerheffingsdecreet, op het grondgebied van een ander gewest en door personeelsleden van een ander gewest, situeert de maatregel niet buiten het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Bovendien heeft het Samenwerkingsakkoord voorzien in bijstand tussen de gewesten voor de inning van administratieve geldboeten. Als gevolg daarvan verleende elk gewest de toelating aan de andere gewesten om de eigen administratieve geldboetes op het grondgebied van een ander gewest te laten innen. Bovendien gaf elk gewest aan zijn eigen personeelsleden de opdracht om bij een controle desgevallend ook de administratieve geldboetes te innen die in een ander gewest verschuldigd zijn. Op die manier hebben de gewesten elkaar dus wederzijdse inningsbijstand verleend, zonder dat zij elkaars territoriale bevoegdheid of autonomie hebben geschonden.

Wat betreft het fiscaal legaliteitsbeginsel, herinnert het Hof eraan dat elke delegatie door de decreetgever van zijn bevoegdheid om de essentiële elementen van de belasting te bepalen, in principe ongrondwettig is. Het Hof stelt evenwel vast dat de machtiging aan de Vlaamse Regering om de lijst van heffingsplichtige wegen aan te passen, enkel toelaat om de door de decreetgever vastgestelde lijst van heffingsplichtige wegen, aan te passen aan een nieuwe benaming of categorie die aan een heffingsplichtige weg werd gegeven. De Vlaamse regering kan de lijst van heffingsplichtige wegen dus niet verruimen of beperken door het toevoegen, respectievelijk weglaten van wegen. Volgens het Hof is voldoende gewaarborgd dat de kilometerheffing of een vrijstelling ervan niet zonder de instemming van de decreetgever kan worden ingesteld.

Wat het gelijkheidsbeginsel betreft, herinnert het Grondwettelijk Hof eraan dat dit beginsel zich ook verzet tegen een gelijke behandeling van categorieën van personen, wanneer die zich in wezenlijk verschillende situatie bevinden, zonder dat er daarvoor een redelijke verantwoording bestaat. Het Hof verwierp vervolgens de kritiek van de verzoekers, omdat die zich in een situatie bevonden die niet wezenlijk verschilt van andere heffingsplichtige personen:

  • enerzijds, veroorzaakt het gebruik van de wegen door zware voertuigen – ook als zij niet of met welbepaalde goederen geladen zijn – in elk geval kosten, die de kilometerheffing precies beoogt op te vangen (zoals kosten van verkeerscongestie en -infrastructuur, milieu en verkeersveiligheid); en
  • anderzijds, aanvaardt het Grondwettelijk Hof dat de inning van de kilometerheffing met ernstige moeilijkheden en kosten gepaard zou gaan, indien het door de verzoekers gewenste onderscheid wel gemaakt zou moeten worden. Dan zou namelijk niet alleen het aantal gereden kilometers moeten worden vastgesteld, maar ook of het voertuig geladen is en, zo ja, met welke goederen. 

En voor de toekomst…

Met het arrest van 23 februari 2017 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat de betwiste onderdelen van het Vlaams kilometerheffingsdecreet niet ongrondwettig waren om de door de verzoekers aangevoerde redenen.

De termijn voor het instellen van een beroep tot vernietiging bij het Grondwettelijk Hof (zes maanden na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad) is inmiddels reeds lang verstreken, en dit zowel voor het Vlaamse, als het Waalse kilometerheffingsdecreet en de Brusselse ordonnantie tot invoering van de kilometerheffing. Een algehele vernietiging van de gewestelijke regeling inzake de kilometerheffing is daardoor voor de toekomst alvast uitgesloten.