Deeleconomie: toepassing fiscaal en sociaal gunstregime na erkenning elektronisch platform

Spotlight
15 juni 2017

Met de programmawet van 1 juli 2016 werd een fiscaal en sociaal gunstregime ingevoerd voor dienstverlening binnen de deeleconomie (zie Eubelius Spotlights september 2016). Omdat de erkenningsvoorwaarden voor elektronische platformen nog niet waren vastgelegd, kon hiervan tot voor kort geen toepassing worden gemaakt. Een koninklijk besluit van 12 januari 2017, dat in werking is getreden op 24 januari 2017, bracht hierin verandering. Er is nu een wettelijk kader dat de voorwaarden bepaalt waaronder diensten in het kader van de deeleconomie kunnen worden aangeboden.

Context

Het bijzonder fiscaal en sociaal statuut voor de deeleconomie ("bijzonder statuut deeleconomie") laat onder bepaalde voorwaarden toe dat inkomsten uit dienstverlening binnen de deeleconomie als diverse inkomsten worden belast en dat de dienstverlener niet wordt onderworpen aan het sociaal statuut der zelfstandigen. Hoewel dit statuut formeel in werking is getreden op 1 juli 2016, kon het statuut tot voor kort in de praktijk niet worden toegepast. Artikel 90, lid 1, 1°bis van het Wetboek Inkomstenbelastingen – dat de voorwaarden voor toepassing van het bijzonder statuut deeleconomie bevat – vereist immers onder andere dat de dienstenverlening uitsluitend via een erkend of door de overheid georganiseerd elektronisch platform verloopt en dat dit platform bovendien instaat of minstens tussenkomt in de betaling of toekenning van de vergoeding voor de dienstverlening. Tot voor kort waren de voorwaarden waaronder een platform erkenning kon bekomen, niet vastgelegd, zodat het bijzonder statuut deeleconomie niet kon worden toegepast.

Erkenningsvoorwaarden elektronische platformen

De voorwaarden en de procedure voor een elektronisch platform om de nodige erkenning te bekomen in het kader van het bijzonder statuut deeleconomie werden vastgelegd in een KB van 12 januari 2017 ("KB tot uitvoering van artikel 90, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzake de voorwaarden tot erkenning van elektronische platformen van deeleconomie en tot onderwerping van de in artikel 90, eerste lid, 1°bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten aan de bedrijfsvoorheffing"; "KB van 12 januari 2017").

Het KB van 12 januari 2017 heeft nieuwe bepalingen met betrekking tot de erkenningsvoorwaarden voor elektronische platformen ingevoerd in het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ("KB/WIB 92"). De platformen moeten vooreerst cumulatief aan de volgende vier voorwaarden voldoen:

  • het platform is ingericht binnen een vennootschap of een vzw die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van een EER-lidstaat of van een staat waarmee België een internationaal akkoord heeft om haar ondernemingen op dezelfde manier te behandelen als Belgische ondernemingen;
  • de maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer van deze vennootschap of vzw is gevestigd in de EER of in een staat waarmee België door een internationaal akkoord voor gelijke behandeling verbonden is;
  • de vennootschap of de vzw is voor die werkzaamheid ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen ("KBO") als handels- of ambachtsonderneming, of in haar staat van vestiging ingeschreven in het handelsregister volgens de wetgeving van de EER-lidstaat of de staat waarmee België een internationaal akkoord heeft om haar ondernemingen op dezelfde manier te behandelen als Belgische ondernemingen;
  • de vennootschap of de vzw beschikt over een door de KBO toegekend ondernemingsnummer dat geldt als btw-identificatienummer en de letters BE bevat, of beschikt (bij gebrek aan een ondernemingsnummer) en voor zover het bestaat, in de staat van haar vestiging over een identificatienummer voor btw-doeleinden in de EER-lidstaat of in de staat waarmee België een internationaal akkoord heeft om haar ondernemingen op dezelfde manier te behandelen als Belgische ondernemingen.

Bovendien gelden volgende voorwaarden voor de bestuurders, de zaakvoerders en de personen die bevoegd zijn om de vennootschap of de vzw te verbinden:

  • geen verbod op het uitoefenen van dergelijke functies krachtens KB nr. 22 van 24 oktober 1934 of gelijkaardige bepalingen van een andere EER-lidstaat;
  • niet in staat van faillissement verkeren, tenzij in geval van verschoonbaarheid of rehabilitatie, noch het voorwerp zijn van een procedure tot faillietverklaring of een analoge procedure naar buitenlands recht.

Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, kan het elektronisch platform een erkenning aanvragen volgens een specifieke procedure. De aanvraag tot erkenning moet per brief of per e-mail worden gericht aan de voorzitter van de FOD Financiën of via het elektronisch formulier op de website van de FOD Financiën worden ingediend. Daarbij moeten de nodige documenten worden gevoegd waaruit de vervulling van de voorwaarden voor erkenning blijkt. De aanvraag moet worden ondertekend door een wettelijke of statutaire lasthebber van de vennootschap of de vzw.

Sinds de inwerkingtreding van het KB 12 januari 2017 op 24 januari 2017 werden reeds acht elektronische platformen bij koninklijk besluit erkend. Een lijst van erkende platformen is terug te vinden op de website van de FOD Financiën.

Fiscale verplichtingen

Tot slot is het van belang te noteren dat het KB van 12 januari 2017 eveneens aan de vennootschap op vzw waarbinnen een elektronische platform werd opgericht de verplichting oplegt tot inhouding van de bedrijfsvoorheffing op de winst en baten uit de deeleconomie en het opstellen van fiscale fiches.