Voorleggen van transcriptie van persoonlijke gesprekken van werknemer als bewijs van schending bedrijfspolicy: niet noodzakelijk schending van recht op privéleven

Spotlight
15 maart 2016

Op 12 januari 2016 sprak het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich in het arrest Barbulescu vs. Romania uit over de vraag of de monitoring van de communicatie van een werknemer via instant messaging een schending is van artikel 8 EVRM. Dit arrest vormt een toepassing van de delicate belangenafweging tussen het recht op controle van de werkgever en het recht op bescherming van het privéleven van de werknemer bij de controle van online communicatiemiddelen tijdens de werkuren.

Feiten

Op 1 augustus 2007 ontsloeg een Roemeense werkgever uit de privésector één van zijn werknemers. Er was namelijk gebleken dat de werknemer, in strijd met het interne bedrijfsreglement op het gebruik van het internet, tijdens de werkuren voor persoonlijke doeleinden gebruik had gemaakt van een Yahoo Messenger account, die op vraag van de werkgever was aangemaakt om klanten inlichtingen te verschaffen. De werknemer beweerde aanvankelijk nog dat hij de messenger louter voor professionele doeleinden had gebruikt, maar werd al snel door zijn werkgever geconfronteerd met een 45 pagina's lange transcriptie van zijn persoonlijke gesprekken met zijn broer en zijn verloofde. De werknemer werd ontslagen omdat met de transcriptie was aangetoond dat hij het interne reglement van de onderneming had geschonden.

De werknemer was van oordeel dat zijn ontslag gebaseerd was op een schending van zijn recht op privé-communicatie en privéleven, en om die reden nietig. Daarom betwistte hij zijn ontslag voor lokale rechtbanken in Roemenië.

De werknemer ving evenwel telkens bot omdat de Roemeense rechtbanken van oordeel waren dat de werkgever in Roemenië het recht heeft om het internetgebruik van werknemers te controleren. Bovendien stelden de Roemeense rechtbanken vast dat de werknemer via het interne reglement voldoende was geïnformeerd over het verbod op privégebruik van het internet op het werk.

Arrest Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 12 januari 2016

Ook een beroep voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, gesteund op de beweerde schending van artikel 8 EVRM door de monitoring van de Yahoo Messenger account, mocht voor de werknemer niet baten.

Het Hof oordeelde in zijn arrest van 12 januari 2016 inderdaad dat de monitoring van de gesprekken die de werknemer via de Yahoo Messenger account voerde, in deze zaak geen schending van artikel 8 van het EVRM uitmaakte.

In zijn arrest hield het Hof in het bijzonder rekening met drie elementen:

Het Hof merkt vooreerst op dat de werkgever het internetgebruik van de werknemer controleerde voortgaand op de beweringen van de werknemer dat hij de messenger louter voor professionele aangelegenheden had gebruikt. Overeenkomstig het Roemeense arbeidsrecht kunnen werkgevers de wijze waarop werknemers hun professionele activiteiten uitoefenen, monitoren zodat de werkgever volgens het Hof dan ook binnen zijn disciplinaire bevoegdheid handelde.

Voorts stelt het Hof vast dat de Roemeense rechters geen doorslaggevend belang hebben gehecht aan de inhoud van de transcriptie. De transcriptie van de persoonlijke gesprekken op zich diende louter als bewijs voor het gebruik van de messenger voor persoonlijke doeleinden en het vaststellen van de disciplinaire inbreuk door de werknemer, zonder dat werd rekening gehouden met de inhoud van de gesprekken.

Tot slot meent het Hof dat het feit dat de werkgever in casu geen schade had aangetoond niet relevant is omdat het niet onredelijk is dat een werkgever wenst na te gaan of zijn werknemers tijdens de werkuren hun professionele taken uitoefenen.

Het belang van dit arrest voor uw onderneming

Dit arrest toont nog maar eens het belang aan van een duidelijke, schriftelijke en voldoende bekende bedrijfspolicy op het vlak van controle van het gebruik van bedrijfsmiddelen tijdens de werkuren en cybermonitoring, in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van bedrijfscomputers, gebruik van internet en e-mails, instant messaging, BYOD, …

De regels hieromtrent zijn in België vastgelegd in cao nr. 81 van 26 april 2002 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van werknemers ten opzichte van de controle op de elektronische onlinecommunicatiegegevens en moeten telkens met voldoende aandacht voor de wet van 8 december 1992 inzake de bescherming van persoonsgegevens worden geconcretiseerd.