Kwalificatie van beheersbare of niet-beheersbare kosten: een exclusieve taak van de energieregulatoren

Spotlight
15 juni 2016

Het Grondwettelijk Hof vernietigde de bepaling in het Waalse Elektriciteitsdecreet dat de pensioenlasten van de statutaire personeelsleden van de netbeheerder als niet-beheersbare kosten kwalificeerde. Overheden kunnen algemene beleidsrichtsnoeren vaststellen indien ze de energieregulator enkel aansporen om rekening te houden met de door de overheid nagestreefde beleidsdoelstellingen en haar belangen zoals betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid van de energiemarkt. De kwalificatie van kosten als beheersbaar of niet-beheersbaar is een exclusieve bevoegdheid van de energieregulator.

Op 25 mei 2016 vernietigde het Grondwettelijk Hof artikel 12, 2° van het decreet van het Waals Gewest van 11 april 2014 tot wijziging van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt (hierna: "Decreet van 11 april 2014"). Volgens deze bepaling moest de Waalse energieregulator, de Commission wallonne pour l'Energie ("CWAPE"), de pensioenlasten van de statutaire personeelsleden van de netbeheerder als niet-beheersbare kosten kwalificeren. Volgens de CWAPE, die naar aanleiding van de zesde staatshervorming sedert 1 juli 2014 bevoegd is geworden voor de Waalse distributietarieven voor elektriciteit en gas, doet deze verplichting van de decreetgever afbreuk aan haar bevoegdheid om de tariefmethodologie vast te stellen en dus aan haar onafhankelijkheid ten opzichte van elke publieke of particuliere instelling.

In het kader van de vaststelling van de distributietarieven heeft de kwalificatie van kosten als "beheersbaar" of "niet-beheersbaar" een aanzienlijke impact op de distributietarieven die op de eindverbruikers worden toegepast. Beheersbare kosten zijn kosten waarover de netbeheerders een rechtstreekse controle uitoefenen. Bijgevolg maken deze kosten deel uit van het boekhoudkundig resultaat van de netbeheerders. De niet-beheersbare kosten zijn daarentegen kosten waarover de netbeheerders geen rechtstreekse controle hebben. Zij kunnen een schuldvordering of een schuld vormen ten aanzien van de eindverbruikers.

Volgens het Grondwettelijk Hof moeten energieregulatoren op basis van de Elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn nr. 2009/72/EG) bij de uitvoering van hun taken over een volledige functionele onafhankelijkheid beschikken. Overheden kunnen op grond van de Elektriciteitsrichtlijn algemene beleidsrichtsnoeren geven aan energieregulatoren, maar deze zijn slechts onder bepaalde voorwaarden verzoenbaar met de volledige functionele onafhankelijkheid van een energieregulator. Een overheid mag onder meer niet raken aan reguleringsbeslissingen zoals het "vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van transmissie- of distributietarieven of de berekeningsmethodes". Hieruit kan volgens het Grondwettelijk Hof worden afgeleid dat algemene beleidsrichtsnoeren enkel in overeenstemming zijn met de doelstelling van de Elektriciteitsrichtlijn indien ze de energieregulator ertoe aansporen om rekening te houden met de door de overheid nagestreefde beleidsdoelstellingen en haar belangen zoals de betaalbaarheid, de betrouwbaarheid en de duurzaamheid van de energiemarkt.

Het Grondwettelijk Hof concludeerde dat de keuze voor een bepaalde kwalificatie van kosten niet eenzijdig kan worden vastgesteld door de overheid, aangezien dit tot de exclusieve bevoegdheid van de energieregulator behoort. Het Hof vernietigde de bestreden bepaling van het Decreet van 11 april 2014. Op deze wijze betonneerde het Hof de door de Elektriciteitsrichtlijn voorziene onafhankelijkheid van de energieregulatoren inzake het vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van transmissie- of distributietarieven of de berekeningsmethodes.