Een nieuw kader voor aanvullende pensioenen in de publieke sector (op komst)

Spotlight
15 december 2017

Op 19 oktober 2017 dienden de minister van pensioenen en de minister van sociale zaken een wetsontwerp in dat onder meer ingrijpt op een van de basisprincipes inzake wettelijke pensioenen van overheidspersoneel. Zo bepaalt het ontwerp dat diensten gepresteerd als niet-vastbenoemd personeelslid voortaan niet meer zullen meetellen voor het pensioen als vastbenoemd personeelslid. Deze wijziging moet worden opgevangen door de uitbreiding van de aanvullende pensioenen voor contractueel overheidspersoneel.

Om het opzetten van die aanvullende pensioenen te bevorderen, wil het wetsontwerp een aantal wijzigingen aanbrengen aan de Wet Aanvullende Pensioenen (WAP) om deze wet meer te doen aansluiten op de specificiteit van de overheidssector, meer bepaald voor wat betreft de collectieve arbeidsbetrekkingen daar.  Het ontwerp beoogt onder meer ook nog openbare besturen ook te verplichten om hun (nieuwe) aanvullende pensioentoezeggingen te externaliseren, en de individuele responsabilisering van de provinciale en lokale overheden binnen het Gesolidariseerde pensioenfonds te wijzigen om de invoering en ontwikkeling van aanvullende pensioenen bij die lokale besturen te stimuleren.

Dit wetsontwerp heeft zo als doelstelling de invoering van aanvullende pensioenen in de publieke sector aan te moedigen.


Het wetsontwerp past in een eerdere beslissing van de federale regering om een aanvullend pensioen voor contractuele personeelsleden bij de federale overheid in te voeren. Het voert met name het regeerakkoord uit en de suggesties voor de hervorming van de pensioenen in de overheidssector – geformuleerd door de Commissie Pensioenhervormingen 2020-2040 – waarin wordt gepleit voor de invoering van aanvullende pensioenen voor de contractuele personeelsleden in de publieke sector.

Het wetsontwerp zelf voert geen aanvullende pensioentoezegging voor de publieke sector in. Het moedigt de werkgevers van de publieke sector aan om dergelijke regelingen als deel van de arbeidsvoorwaarden van het contractuele personeel in te voeren. De rol van de aangepaste WAP ter bescherming van het aanvullend pensioen is hierbij te vergelijken met rol die de Loonbeschermingswet speelt ter bescherming van het loon. Hieronder worden de belangrijkste voorgestelde wijzigingen kort besproken.

Het wetsontwerp zelf was het voorwerp van overleg in Comité A dat is uitgemond in een akkoord. 

Diensten gepresteerd als niet-vastbenoemd personeelslid van de overheidssector komen niet meer in aanmerking voor het pensioen als vastbenoemd personeelslid

Het was administratieve jurisprudentie, goedgekeurd door het Rekenhof, die ertoe had geleid dat diensten geleverd door een contractueel personeelslid bij een werkgever van de openbare sector, ook in aanmerking genomen worden bij de berekening van een wettelijk pensioen als vastbenoemd personeelslid, wanneer deze diensten als contractueel personeelslid werden gevolgd door een vaste benoeming. Dit creëert een verschil in behandeling tussen enerzijds de contractuele personeelsleden van de overheid die vervolgens vast benoemd worden en voor hun loopbaan als vastbenoemd én niet-vastbenoemd personeelslid een pensioen ontvangen in het ambtenarenstelsel, en de contractuele personeelsleden die nooit vast benoemd worden bij de overheid en aldus voor hun loopbaan uitsluitend een (doorgaans heel wat lager) werknemerspensioen ontvangen.  

Het wetsontwerp beoogt twee zaken: vooreerst het geven van een wettelijke basis aan de huidige jurisprudentiële regeling waarbij contractuele diensten gevolgd door een vaste benoeming alle beschouwd worden als diensten onder een vaste benoeming, ten minste indien de vaste benoeming gebeurde vóór 1 december 2017. Vervolgens, de stopzetting van deze regeling voor alle contractuele personeelsleden wiens vaste benoeming plaatsvindt vanaf 1 december 2017: voor hen zullen de diensten geleverd als contractueel personeelslid nu worden opgenomen in het pensioenstelsel van de werknemers. Deze laatsten zullen dus bij pensionering twee pensioenen ontvangen: één als werknemer en één als vastbenoemde ambtenaar. Het is de bedoeling dat voor de loopbaan als werknemer daar dan nog een aanvullend pensioen bovenop komt.

Opmerkelijk is ook dat het wetsontwerp één van de hinderpalen probeert weg te werken die in het verleden vaak het opzetten van een aanvullend pensioen voor contractuelen bemoeilijkte: bij een vaste benoeming bekwam de betrokkene niet alleen een pensioen als vastbenoemd personeelslid, ook voor zijn loopbaan als contractant, maar bovendien mocht hij – in de regel – het aanvullend pensioen behouden dat hij desgevallend in de periode van tewerkstelling als contractant had opgebouwd bij zijn publieke werkgever (onder voorbehoud van de aftoppingswet). Dergelijke "dubbele" beloning was niet wenselijk. Het wetsontwerp bepaalt nu dat, indien diensten als niet-vastbenoemd personeelslid toch nog in aanmerking worden genomen voor het pensioen als vast-benoemde, dat dan die aanvullende voordelen die opgebouwd werden voor die diensten in mindering gebracht worden van de pensioenverhoging die voortvloeit uit het in aanmerking nemen van die diensten voor het pensioen als vastbenoemde. Dit geldt niet voor de aanvullende voordelen waarvan de last door werknemersbijdragen is gedragen.


De WAP bijgesneden op maat van de overheid

De WAP van 28 november 2003 houdt momenteel maar in beperkte mate rekening met de specifieke kenmerken van de publieke sector, wat tot toepassingsmoeilijkheden kan leiden indien een openbare werkgever een aanvullende pensioentoezegging voor zijn contractuele personeelsleden wil invoeren. Daarom wil het wetsontwerp specifieke bepalingen voor publieke werkgevers opnemen in de WAP.

Een van de specifieke kenmerken van de publieke sector heeft betrekking op de collectieve betrekkingen. Werkgevers uit de publieke sector hebben geen ondernemingsraad, maar hebben een systeem van autonome collectieve relaties, dat varieert naargelang het type publieke werkgever (federale Staat, openbare instellingen afhangend van de federale Staat, autonoom overheidsbedrijven, de deelstaten en van deze afhangende instellingen, de provinciale en plaatselijke overheden, het onderwijs, ...). Het wetsontwerp houdt hiermee rekening door de bevoegde informatie-, overleg- en onderhandelingsinstantie voor aanvullende pensioenen aan te stellen voor elk type werkgever uit de publieke sector.

Het begrip "uittreding" wordt ook aangepast: de vaste benoeming van een contractueel personeelslid wordt beschouwd als een uittreding uit de pensioentoezegging. De gevolgen van deze uittreding, bijvoorbeeld de mogelijkheid om de verworven reserves over te dragen, worden echter uitgesteld tot het einde van de vaste benoeming of de datum van overdracht in geval van overdracht van de vastbenoemde ambtenaar naar een andere werkgever van de publieke sector.

Ten slotte wil het wetsontwerp ook de wet van 27 oktober 2006 (toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening) wijzigen. Deze wet legt vandaag aan openbare besturen – in tegenstelling tot de overheidsbedrijven waar die verplichting wel reeds bestaat – niet de verplichting op om hun aanvullende pensioentoezegging te externaliseren bij een toegelaten pensioeninstelling, dit wil zeggen een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (IBP) of een verzekeringsmaatschappij. Het is de bedoeling dat de openbare besturen in de toekomst geleidelijk aan verplicht zouden worden om hun aanvullende pensioenen aan een pensioeninstelling toe te vertrouwen. Alle pensioentoezeggingen die na 1 december 2017 worden gecreëerd, moeten voor het beheer van de pensioenplannen worden toevertrouwd aan een verzekeringsmaatschappij of IBP. Hetzelfde geldt voor uitbreidingen of bij substantiële wijzigingen van bestaande pensioentoezeggingen. Vrijgestelde pensioentoezeggingen moeten worden geregistreerd in de DB2P-databank voor aanvullende pensioenen. Voor alle duidelijkheid, de nieuwe bepalingen in verband met verplichte externalisering slaan niet op wettelijke pensioenen.

Vermindering van de responsabiliseringfactuur met de kost van het aanvullend pensioen

Het wetsontwerp voorziet in een stimulans om provinciale en lokale overheden aan te moedigen een aanvullende pensioenregeling voor hun contractueel personeel te ontwikkelen of in te voeren. Op dit moment moeten de lokale besturen de wettelijke pensioenkosten van hun personeel dragen door het betalen van bijdragen en daarbovenop door het betalen van de responsabiliseringbijdrage die is ingevoerd door de wet van 24 oktober 2011. Met deze bijkomende bijdrage worden de werkgevers waarvoor de solidariteit deficitair is, dit wil zeggen voor wie de uitgaven te hoog zijn in verhouding tot hun bijdragen, geresponsabiliseerd.

Het wetsontwerp maakt het voor een lokaal bestuur dat een aanvullende pensioentoezegging doet, mits die aan bepaalde voorwaarden voldoet (geen leeftijd van aansluiting, pensioenvoordeel van een voldoende significant niveau, onbepaalde duur van de pensioentoezegging,…), mogelijk om 50% van de gemaakte werkgeverskost voor het financieren van dat aanvullende pensioen in mindering te brengen op zijn individuele responsabiliseringsfactuur. Het wetsontwerp omvat een mechanisme om te voorkomen dat er door deze vermindering van de responsabiliseringsbijdrage een tekort zou ontstaan in het Gesolidariseerd pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen. 

De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie roept een belangenconflict in  

De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft op 17 november 2017 geoordeeld dat zij ernstig kan worden benadeeld door het wetsontwerp dat in behandeling is bij de federale Kamer van Volksvertegenwoordigers.  Zij heeft bijgevolg de schorsing gevraagd van de procedure in de Kamer tot goedkeuring van het wetsontwerp met het oog op overleg. Deze schorsing duurt maximaal 120 dagen.

Conclusie 

Het wetsontwerp beoogt een drastische aanpassing van de wettelijke pensioenregeling voor contractuele personeelsleden bij de overheid die nadien vastbenoemd worden. Ter compensatie van het potentiële pensioenverlies dat hierdoor ontstaat, wil het wetsontwerp het algemeen kader voor het opzetten en ontwikkelen van aanvullende pensioenen voor contractuelen tewerkgesteld bij de overheid verbeteren. Dit laatste zal niet alleen ten goede komen aan de contractuelen die naderhand nog een vaste benoeming zullen bekomen, maar ook alle andere contractuelen kunnen ervan genieten. Het valt nog te bezien of werkgevers uit de publieke sector van dit kader gebruik gaan maken.