"Cash for car" in pole position

Spotlight
15 juni 2018

Een wet van 30 maart 2018 biedt werkgevers – met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 – de mogelijkheid om een mobiliteitsvergoeding in te voeren. Binnen dat kader kan de werknemer vragen om zijn bedrijfswagen in te ruilen voor een bedrag in geld, dat sociaalrechtelijk en fiscaal gunstig wordt behandeld. Of dit het einde van de rit vormt, is nog maar de vraag.


Een moeizame start 

Het Regeerakkoord van 9 oktober 2014 bepaalt dat de regering "een wettelijk kader" zal creëren voor het "mobiliteitsbudget". Het traject verliep echter niet op wieltjes. 

Op 15 december 2017 diende de regering een wetsontwerp in betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding. Daarmee beoogde de regering op korte termijn iets te doen aan de prominente rol van de bedrijfswagen in België. 

In zijn advies is de Raad van State kritisch. Volgens het advies zou er geen garantie zijn dat de mobiliteitsvergoeding in alle gevallen effectief zal worden gebruikt voor meer duurzame vervoersmiddelen, en rijst de vraag of de ontworpen regeling verenigbaar is met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, doordat de mobiliteitsvergoeding gunstiger wordt behandeld dan gewoon loon. 

De regering heeft de ontwerptekst herbekeken en verder gemotiveerd in functie van dat advies.

In een advies van 21 februari 2018 hebben de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven het standpunt ingenomen dat de mobiliteitsvergoeding vanuit een duurzaam mobiliteitsoogpunt enkel zinvol is als er ook een mobiliteitsbudget komt, waarvoor zij een voorstel hebben gedaan. Onder mobiliteitsbudget verstaan zij een jaarlijks budget dat de werknemer die over een bedrijfswagen beschikt de keuze biedt tussen ofwel de volledige vervanging van de bedrijfswagen, ofwel de combinatie van een milieuvriendelijkere en/of goedkopere bedrijfswagen met duurzame vervoermiddelen en -diensten. 

Op 16 maart 2018 heeft de regering een akkoord bereikt over een regeling voor een "mobiliteitsbudget", dat werknemers zal toelaten om in overleg met hun werkgever te opteren voor bijvoorbeeld een kleinere bedrijfswagen, een openbaarvervoersabonnement, een elektrische fiets en/of een cash bedrag. 

De wet die op 30 maart 2018 is aangenomen en op 7 mei 2018 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd, heeft enkel betrekking op de mobiliteitsvergoeding. Het is nog afwachten wanneer de regering een wetsontwerp met betrekking tot het mobiliteitsbudget zal indienen. In het verleden werden in de Kamer wel al wetsvoorstellen ingediend tot invoering van een mobiliteitsbudget, waarvan het recentste dateert van 3 april 2018 en verwijst naar de werkzaamheden van de Nationale Arbeidsraad.

Hierna worden de hoofdlijnen van de wet betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding voorgesteld.

Definitie en bedrag 

De mobiliteitsvergoeding is een bedrag dat de werknemer van zijn werkgever ontvangt in ruil voor het inleveren van zijn bedrijfswagen. Vandaar de beter gekende benaming "cash for car".

Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding stemt overeen met de waarde op jaarbasis van het gebruiksvoordeel van de ingeleverde bedrijfswagen, bepaald door de wet, met name 20% van 6/7 van de cataloguswaarde (bepaald overeenkomstig de fiscale regel). Indien ook brandstofkosten ten laste werden genomen, wordt het percentage opgetrokken tot 24%. De eventuele eigen bijdrage betaald door de werknemer wordt in mindering gebracht. De waardebepaling ligt vast; deze wijzigt niet door wijzigingen in de loopbaan van de werknemer. De cataloguswaarde wordt wel elk jaar geïndexeerd.

Voor de toepassing van de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen waaraan de werknemer rechten ontleende met betrekking tot het privé-gebruik van de bedrijfswagen (bijvoorbeeld als berekeningsbasis van de opzeggingsvergoeding), wordt de mobiliteitsvergoeding op dezelfde manier behandeld als het privé-gebruik van de bedrijfswagen.

Invoering, aanvraag en toekenning 

Elke werkgever in de private én in de overheidssector is vrij om te beslissen om een mobiliteitsvergoeding in te voeren, en om er al dan niet voorwaarden aan te verbinden. Dit kan door middel van een cao, het arbeidsreglement, een bedrijfspolicy of (een bijlage bij) de arbeidsovereenkomst.

Voorwaarde is wel dat de werkgever voorafgaand aan de invoering gedurende een ononderbroken periode van minstens drie jaar één of meer bedrijfswagens voor persoonlijk gebruik ter beschikking heeft gesteld van één of meer van zijn werknemers. De wet bevat bijzondere regels voor startende ondernemingen.

De regeling is niet van toepassing op bedrijfswagens die zijn toegekend in ruil voor een gehele of gedeeltelijke vervanging of omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel.

Wanneer een mobiliteitsvergoeding wordt ingevoerd in hun onderneming, kunnen werknemers die sedert een wettelijk vastgestelde minimumperiode van een bedrijfswagen voor persoonlijk gebruik genieten, bij hun werkgever een schriftelijke aanvraag indienen om de bedrijfswagen in te ruilen voor een mobiliteitsvergoeding. De werkgever beslist of hij al dan niet op de aanvraag ingaat.

Als de werkgever de aanvraag aanvaardt, vormen de aanvraag en de aanvaarding een overeenkomst die als een deel van de arbeidsovereenkomst wordt beschouwd. Die overeenkomst is een verplicht voorafgaand op te stellen sociaal document en moet onder andere het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding vermelden. 

De toekenning van de mobiliteitsvergoeding heeft tot gevolg dat de werknemer de bedrijfswagen en alle aanverwante voordelen (zoals een tankkaart, gps en winterbanden) moet inleveren. 

Sociaalrechtelijke en fiscale behandeling

De wet regelt de sociaalrechtelijke en fiscale behandeling van de mobiliteitsvergoeding op een wijze die gelijkaardig is met die van de bedrijfswagen, en die dus parafiscaal gunstiger is dan loon.

Voor de sociale zekerheid is de mobiliteitsvergoeding enkel onderworpen aan de door de werkgever te betalen solidariteitsbijdrage (CO2-bijdrage) die van toepassing was op de ingeruilde bedrijfswagen. 

De vergoeding wordt in hoofde van de werknemer belast als een voordeel van alle aard waarvan de waarde forfaitair is vastgelegd en waarvan de eigen bijdrage door de werknemer in voorkomend geval in mindering wordt gebracht. De werkgever kan de mobiliteitsvergoeding aftrekken ten belope van een percentage dat wordt vastgelegd door de wet en dat varieert tussen 75% en 95%, met dien verstande dat het percentage na een overgangsperiode uniform 75% zal bedragen.

De mobiliteitsvergoeding mag in principe niet worden gecumuleerd met de fiscale vrijstelling van de vergoedingen die de werkgever toekent als (terug)betaling van reiskosten voor het woon-werkverkeer.

De wet bepaalt verder dat als de mobiliteitsvergoeding wordt toegekend zonder naleving van de wettelijke voorwaarden, de bijzondere sociaal- en fiscaalrechtelijke behandeling vervalt en de sociaal- en fiscaalrechtelijke sanctiebepalingen van toepassing zijn.

Blik op de horizon

Nu de mobiliteitsvergoeding het licht heeft gezien, is het de komende maanden uitkijken naar de praktijkervaringen, de regeling in verband met het mobiliteitsbudget en naar de wisselwerking met de andere initiatieven in de strijd voor meer duurzame mobiliteit.