"Bărbulescu"-richtlijnen voor controle van onlinecommunicatie van werknemers

Spotlight
15 september 2017

Heeft een werkgever het recht om berichten van zijn werknemers op het werk te controleren? De heer Bărbulescu werd ontslagen wegens het niet-naleven van de interne regels van zijn werkgever die privégebruik van computer en internet verboden. Hij richtte zich (tot tweemaal toe!) tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat uiteindelijk oordeelde dat zijn recht op eerbiediging van zijn privéleven was geschonden. Dankzij de volharding van de heer Bărbulescu, beschikken werkgevers nu over richtlijnen van de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, uiteengezet in zijn arrest van 5 september 2017.

De heer Bărbulescu in Straatsburg

Op 15 december 2008, diende de heer Bărbulescu, een Roemeen, een vordering in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens schending van zijn recht op eerbiediging van zijn privéleven, zoals verankerd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hij klaagde de controle door zijn werkgever van zijn Yahoo Messenger-berichten aan, die tot zijn ontslag leidden wegens het niet-naleven van de interne bedrijfsregels die privégebruik van computer en internet verboden.

In zijn arrest van 12 januari 2016, oordeelde het Hof dat er geen schending was van artikel 8 van het Verdrag. Voor een samenvatting, verwijzen wij een eerdere bijdrage (Eubelius Spotlights maart 2016).

De heer Bărbulescu verzocht evenwel de verwijzing van zijn zaak naar de Grote Kamer van het Hof. Dit is enkel mogelijk indien de zaak aanleiding geeft tot een ernstige vraag of een ernstige kwestie van algemeen belang. Zijn verzoek werd aanvaard en de Grote Kamer heeft nu uitspraak gedaan in zijn zaak.

Het arrest van de Grote Kamer

De Grote Kamer heeft zijn arrest op 5 september 2017 geveld. Deze keer oordeelt het Hof dat artikel 8 van het Verdrag geschonden is (zie http://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001-177082 (Engels) of http://hudoc.echr.coe.int/eng?i=001-177083 (Frans)).

Het Hof erkent in zijn arrest dat een werkgever het recht heeft om te controleren of zijn werknemers hun professionele taken correct en zorgvuldig uitoefenen. Dit recht is evenwel beperkt, aangezien het op gespannen voet staat met het recht van werknemers op eerbiediging van hun privéleven. Het Hof oordeelt dat maatregelen om correspondentie en andere berichten van werknemers te controleren, steeds gepaard moeten gaan met adequate en voldoende waarborgen tegen willekeur en misbruik, zodat er een billijk evenwicht bestaat tussen de tegengestelde belangen van de werkgever en werknemers.

Het arrest bevat volgende richtlijnen:

  • Werknemers moeten op duidelijke wijze en vooraf worden geïnformeerd over de mogelijkheid dat de werkgever maatregelen kan nemen om hun berichten te controleren en over de aard en uitvoering van dergelijke maatregelen. De werkgever heeft in principe geen toegang tot de eigenlijke inhoud van berichten, tenzij de werknemer vooraf op de hoogte is gebracht van deze mogelijkheid. 
  • De draagwijdte van de controle en de graad van inmenging in de privacy van de werknemers zijn relevante factoren in de beoordeling van het billijk evenwicht. De controle van het aantal berichten wordt op een andere manier geëvalueerd dan de controle van hun inhoud. Andere criteria zijn of de controle betrekking heeft op volledige berichten of slechts op delen ervan, en of de controle beperkt is in tijd, ruimte en naar het aantal personen dat toegang heeft tot de resultaten van de controle. 
  • De werkgever moet rechtmatige redenen hebben die de controle rechtvaardigen. De controle van de inhoud van berichten vereist een zwaarwichtigere rechtvaardiging. 
  • De werkgever moet nagaan of het mogelijk is om een controlesysteem tot stand te brengen dat is gebaseerd op minder ingrijpende methodes en maatregelen. 
  • Andere relevante factoren zijn de gevolgen van de controle waaraan werknemers worden onderworpen en het gebruik door de werkgever van de resultaten van de controle. 


In casu benadrukt het Hof dat de heer Bărbulescu niet vooraf werd ingelicht over de draagwijdte en de aard van de controleactiviteiten van zijn werkgever, noch over de mogelijkheid dat zijn werkgever toegang zou kunnen hebben tot de eigenlijke inhoud van zijn berichten. Het Hof oordeelt dat de nationale rechtbanken nagelaten hebben voornoemde relevante factoren te onderzoeken. Het Hof besluit dan ook dat de nationale autoriteiten er niet in geslaagd zijn een billijk evenwicht te bewaren tussen de betrokken belangen.

Richtlijnen voor werkgevers

Werkgevers die overwegen om controlemaatregelen ten aanzien van hun werknemers te gebruiken of deze reeds gebruiken, houden zich best aan de richtlijnen bepaald door het Hof. Controlemaatregelen kwalificeren al snel als een inbreuk op de privacy van werknemers, zodat een voorzichtige en weloverwogen aanpak vereist is. Werkgevers die worden geconfronteerd met vorderingen wegens schending van het recht op privacy van hun werknemers zullen – mits naleving van de richtlijnen van het Hof – in een sterkere positie staan om hun maatregelen te rechtvaardigen.

Behalve de rechtspraak van het Hof, moeten werkgevers in België uiteraard ook de bindende nationale regels in dit verband naleven, waaronder CAO nr. 81 van 26 april 2002 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de controle op elektronische onlinecommunicatiegegevens, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en de verbodsregels inzake de toegang tot communicatie verzonden door anderen.